Zaterdag 11 juni 2005
Wij worden door Bertien en Marian naar Heerlen gebracht en nemen de trein naar Schiphol waar onze volgende reis gaat beginnen, deze keer gaat het richting Himalaya. Dit is inmiddels de derde reis die wij naar India maken, deze keer willen wij via Pakistan en Kashmir naar Leh om vervolgens weer terug naar India te gaan. Maar eerst maar eens de hindernissen in Nederland proberen op te lossen. Onze treinreis stopt in Utrecht en dan gaat het per bus verder naar Schiphol, het waarom weten wij ook niet maar uiteindelijk komen wij zonder al te veel vertraging op Schiphol aan. Op Schiphol gaat de afhandeling snel en uiteindelijk is er voordat het richting Rusland gaan nog tijd voor een kop koffie. Na een rustige vlucht van pakweg 3 uur landen wij in Rusland in dit geval in Moscow. Daar zijn verder geen bijzonderheden en kunnen wij de volgende vlucht naar Delhi nemen. De volgende dag om 03:00 uur zijn wij zonder verder problemen in Delhi. Tot onze grote verbazing is onze complete bagage ook aanwezig en dat is wel eens anders geweest, het begin is dus oké de vraag is of dat de rest van onze reis zo blijft. Zoals gebruikelijk zoeken wij een illegale taxi om ons naar het Kabila hotel te brengen en dan is het hoogste tijd voor ons eerste drankje in Delhi. Maar eerlijk is eerlijk India went nooit het is zoals altijd; benauwd, stoffig, veel lawaai en dan om niet te vergeten de eeuwig duurde chaos op straat, maar eigenlijk is dat een van de redenen dat wij voor de derde keer hier zijn.
Zondag 12 juni
Als wij opstaan is het weer even wennen aan het ritme dat bij India hoort of beter gezegd het went nooit maar missen willen wij het ook niet. Tja: dat is India, je vindt het leuk of niet en daartussen is gewoon helemaal niets. Voor het ontbijt gaan wij opzoek naar de tent om de hoek waar wij de vorige keer uitstekend ontbeten hebben, wordt wakker mannen dit is India en wij zijn inmiddels drie jaar verder. Kortom; niet meer te vinden dus wij gaan zonder ontbijt naar Lally, die zal er waarschijnlijk nog niet zijn tenminste! Gelukkig die is er nog en in zijn kelder is niets veranderd en dat voelt goed en vertrouwd. Door Lally worden wij zoals altijd vriendelijk onthaald en speciaal voor ons wordt koude Lassi gehaald en eerlijk gezegd doet hij ons daar geen plezier mee, immers smaken verschillen dus dat is ons ding niet. Het eerste eten komt vandaag ergens rond 12:00 uur, pizza met verse groente en cola. Vreemd genoeg krijgen wij van Lally les in motortechniek en rijles op een afgelegen terrein. Dit laatste tot onze verbazing wij zijn immers voor de derde keer in India en kennen alle kneepjes die voor een Enfield handig zijn om te weten. Maar goed uiteindelijk zijn wij geslaagd en daar gaat het toch om. Nadat wij geslaagd zijn gaan wij op pad om motorhelmen te kopen en daarvoor hoeven wij niet ver te lopen. Als de verkoper ons wil demonstreren hoe sterk zijn helmen wel niet zijn slaat hij er twee tegen elkaar. Tot ieders groot leedvermaak spat een van de helmen helemaal uit elkaar, de stukken vliegen ver in het rond en toch kopen wij voor Rs 450 (€ 9,00) in het totaal twee van deze helmen. Later op de dag treffen wij bij Lally een Duitser die machines voor kranten installeert, hij had in Nederland voor de Telegraaf en het Limburgs Dagblad gewerkt. Hij zit nu al maanden in Delhi maar vindt dat je na zes weken India moet verlaten of een Indiër in elkaar moet slaan je moet immers ergens je frustratie op af te reageren. Als het tijd is voor het avondeten is er een plek waar je in Delhi zeker moet zijn geweest en dat is op het dakterras van Metropolis. Om te beginnen is het eten hier uitstekend en dan moeten wij zeker het Kingfisher bier niet vergeten, nadeel is dat de prijzen Europees zijn maar goed daar gaan wij niet over zeuren. Hoe dan ook op het dakterras van Metropolis kun je de eerste dag in India goed afsluiten.
Maandag 13 juni
Na het ontbijt op naar Lally om onze motoren op te halen en meestal is dan nog niet alles klaar en moet bij Lally de druk opgevoerd worden om nog op tijd te kunnen vertrekken. Maar tot onze grote verbazing is alles klaar, benzine, reserveonderdelen en al dat wat wij gevraagd hebben staat klaar. De grootste uitdaging op de eerste dag is altijd om zonder veel problemen Delhi uit te komen en dan vooral de juiste richting te vinden. Om 12:00 uur is er een monteur van Lally die vooroprijdt en ons op de kortste weg de stad uit rijdt. Dan denk je al snel dat is een makkie maar niets is minder waar. Het kost in deze grote mierhoop grote moeite om met drie motoren bij elkaar te blijven en dan moet je ook nog goed opletten dat je er niet vanaf wordt gereden. Maar uiteindelijk komt alles goed en zitten we op de weg naar Meerut. Het is weer even wennen aan de temperaturen, vandaag treffen wij het niet het is erg stoffig en warm het is trouwens niet anders dan anders. Wat ook niet anders is is belangstelling onderweg, stoppen is nog oké maar als de helm ervan afgaat is er weer zoals altijd volop belangstelling ook dat is weer wennen. Er is nog meer waar wij weer aan moeten wennen en dat is het verkeer. Ook hier is niets veranderd er is nog steeds het recht van de grootste oftewel we moeten met onze Enfield regelmatig de greppel in. Overal langs de weg liggen dode koeien, honden en geiten waar de roofvogels zich te goed aan doen. Onderweg worden wij door een Indiër getrakteerd op Cola maar na een minuut of tien wordt duidelijk wat de bedoeling is, zoals altijd is er een wederdienst gewenst. Gelukkig zijn wij de wijze lessen uit het verleden niet vergeten; net doen of je het niet begrijpt en inpakken en wegwezen. Helaas is er nog iets dat niet veranderd is en dat is de wegbewijzering, tenminste voor zover die aanwezig is. Uiteindelijk bewijst de GPS weer zijn nut en komen wij tegen 18:00 uur in Najibadad aan en gelukkig is een hotel geen probleem. Eerst maar eens onder de douche zodat wij weer herkenbaar zijn, daarna is het tijd voor de inwendige mens en als het effe kan een koude fles bier maar dat gaat wel lukken.
Dinsdag 14 juni
Na het gebruikelijke ontbijt, verder als omelet en tost komen ze in India niet gaat het richting Srinagar. Dit Srinagar ligt niet in Kashmir maar aan de voet van de Himalaya. Wij hebben verschillende mensen de weg gevraagd omdat er geen borden staan met als gevolg dat wij na een uur rijden weer bij het hotel zijn. Uiteindelijk zoals altijd vinden wij toch dus ook nu weer de juiste weg. Het is heet en stoffig maar zodra wij de bergen in rijden wordt het bewolkt en worden de temperaturen aangenamer. Overal in de bergen is het chaos, huisvuil en kadavers liggen overal en het stinkt er ontzettend. Het valt wel op dat de mensen je hier met rust laten, ze komen wel vragen waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat en lopen dan hoofdschuddend weer weg. Naarmate de bergen steiler worden doet mijn motor bergop moeilijk en het onvermijdelijke gebeurt, een harde klap ergens in het motorblok en dan niets meer. Verwoede pogingen op de kickstarter blijven ook zonder resultaat. Van onze vorige reizen weten wij dat een sigaretje roken wonderen doet, daarna start de Enfield weer probleemloos. Omdat dit probleem zich blijft herhalen moet Lalli toch maar kijken wat er nu precies aan de hand is maar dat is zorg voor later. Robert is de laatste dagen een paar keer aan de verkeerde kant van de weg gaan rijden, maar dat kan hier geen kwaad er is nauwelijks verkeer. In Srinagar is een hotel snel gevonden, de eigenaar doet zich alle moeite om de motoren via een hek aan de achterkant op de galerij te zetten. De bagage wordt uitgepakt en om de beurt gaan wij onder de koude douche. Wij zien allebei hetzelfde wonder, er gaat een zwarte de badkamer in en er komt een blanke naar buiten. Srinagar is zeer de moeite om te bezoeken en dan vooral de drijvende stukken grond waar hele dorpen en weilanden zijn aangelegd. Het rondje met de boot door de “grachten” is een toeristische attractie maar zeker de moeite waard. Midden in het dorp ligt een rotonde met een fontein die overigens niet werkt maar vooral dient als ontmoettingsplaats voor de lokale bevolking en natuurlijk de lokale koeien allemaal gezellig om de fontein. Na het eten terug naar de kamer met een fles cola, als het goed is hebben wij nog ergens een fles whisky.
Woensdag 15 juni
Voortreffelijk geslapen, het ontbijt was minder en daarna de boel inpakken en op pad naar de volgende bestemming. Voor vandaag gaat het richting Haridwar maar vandaag weer eerst weer een ererondje voordat wij de juiste weg gevonden hebben. Het rijden in de bergen valt hier niet mee, het is druk, stoffig en je moet op je hoede zijn voor de een of andere kamikazepiloot. De bedoel is in eerste instantie om naar Dedra Dun te rijden maar omdat de motor van Wim heel willen houden besluiten wij rustig te doen en niet verder dan Haridwar te reizen. Door het weer worden wij niet erg geholpen het is weer warm heel erg warm en stoffig dus binnen de kortste keren zijn weer zo zwart als wat. Onderweg worden bananen gekocht om het slechte ontbijt te compenseren en te zorgen dat wij genoeg drinken dat is wel nodig bij deze temperaturen. Als wij uit de bergen komen wordt het nog warmer maar gelukkig is Haridwar dan niet meer ver. Hier is geen gebrek aan hotels schijnbaar is Haridwar een heilige stad dus de keuze is reuze. De rug van Wim is een beetje totaallos en ik besluit alleen op verkenning uit te gaan. Na een eindje lopen kom ik bij een tempel waar veel muziek uit komt nadat ik het geluid volg kom ik ergens in de tempel uit waar het een of ander familie feesje is. Omdat ik cita en tabla muziek best wel aangenaam vind om te horen ga ik ergens achter in de tempel tegen een pilaar zitten en blijf rustig luisteren. Mijn aanwezigheid blijft niet onopgemerkt en of ik wil of niet ik moet aansluiten bij het gezelschap, om de schade te beperken blijf ik uiteindelijk toch op een verstandige afstand want voordat je het weet moet je meedansen. Waarschijnlijk ben ik een uurtje binnen geweest en mag er nog altijd met plezier aan terugdenken. Het avondeten is vegetarisch met fris zoals gebruikelijk krijg in heilige plekken geen alcohol maar ondanks dit alles is het uitstekend eten. Bij wijze van uitzondering hebben wij TV gekeken het was een documentaire over het Karakoramgebied en dat is het stukje India waar wij later op deze reis nog terecht zullen komen. Maar ja; TV kijken in India is altijd een verassing, hoe lang is er stroom en zo is het ook deze keer regelmatig valt de stroom uit. Gelukkig krijgt deze documentaire een life vervolg, we zullen het wel zien. Morgen rijden wij naar Delhi om onze motoren in orde te laten maken en omdat wij (Wim) een afspraak hebben met Meta en John die hebben een motortrip van Delhi naar Leh gemaakt. Wij hebben besloten om niet via het Jaisalmeer naar Pakistan te rijden maar om via Amritsar te rijden. Schijnbaar is het mogelijk om zonder carnet met de motor via Pakistan te reizen, dat scheelt ons een week in die zullen wij dan is de Himalaya doorbrengen.
Donderdag 16 juni
Het is acht uur in de morgen en buiten is het nog lekker koel maar daar is dan ook alles mee gezegd. Buiten is het een behoorlijke puinhoop tenminste voor Nederlandse begrippen. De Indiërs zitten nergens mee en toeteren er met veel plezier oplos want waarom zou je remmen als je ook een claxon hebt. Bijkomend probleem is dat het verschil tussen 5 jaar gelden en nu goed te merken is, nu hebben veel meer Indiërs een auto en gaan er dan ook massaal de grote wereld is. Dat is nog niet zo erg; maar bij de aankoop van een auto krijgt de bestuurder en de rest van de familie gratis een rijbewijs en dat is goed te merken aan hun rijstijl van deze malloten. Pelgrims zijn er hier wel heel erg veel en ze willen met z’n allen liefs gelijktijdig de heilige rivier in. Voor ons wordt het ook dringen wij moeten vandaag nog een zo’n 200 kilometer om in Delhi te komen en met deze drukte en temperaturen hebben wij daar waarschijnlijk de handen aan vol. Zoals verwacht hebben wij vandaag de handen vol zowel aan de kilometers als aan de temperatuur, dus regelmatig stoppen om wat te drinken. Zo langs de zijlijn is het altijd grappig om na het verkeer te kijken er valt altijd wel wat te beleven met die maffe Indiërs, niets is te gek. Maar als wij eerlijk zijn begint onze rijstijl ook aardig op die van de Indiërs te lijken ons excuus hiervoor is dat dat waarschijnlijk de beste manier is om deze chaos te overleven en dan bedoelen wij dat letterlijk. Voor het laatste stuk nog even aan de kant iets drinken en dan op naar Delhi op naar Lalli. Gelukkig bewijst de GPS trouwens het is een Garmin III en niks met GoogleMaps maar met een windroos systeem die de richting aangeeft en de afstand tot het doel weer zijn goed diensten. In Delhi aangekomen eerst maar eens naar ons Kabila hotel en daarna naar Lalli om thee te drinken en bij te kletsen. De afspraak is dat morgen de motoren klaar voor vertrek zijn en als dat niet lukt krijgt Wim een andere motor. Wim sms’t nog wat met Meta en John en maakt een afspraak uiteraard op het dakterras van Metropoles. De vrienden van Wim hebben een mooie tocht gehad maar hadden een gedeelte niet kunnen rijden omdat de pas nog dicht was vanwege de sneeuw. Onderweg hebben zij nog vorst gehad en hebben zij pas geopende wegen gereden met links en rechts sneeuwwallen van wel 3 meter hoog. Als alternatief voor de pas zijn ze bij Leh naar een bergmeer aan de Chinese grens gereden waar een nomadenkamp is waar je kunt overnachten. Achteraf was dat de mooiste plek van de hele vakantie. Na een maaltijd waarbij rijkelijk gegeten en gedronken is werd uitbundig afscheid genomen en gaan wij terug naar ons hotel. Op de hotelkamer eerst maar eens Michelle gebeld die was immers geslaagd voor haar eindexamen VWO. Ik had wel een briefje voor Michelle achtergelaten maar het is en blijft jammer dat ik er niet bij was, hopelijk zal Michelle het mij vergeven.
Vrijdag 17 juni
Dit is een nacht waar wij beide slecht slapen, het is en blijft de hele nacht bloedheet en zelfs een koude douche helpt niet. Het licht waarschijnlijk aan de kamer die ligt n.l. op de bovenste verdieping en heeft geen ramen. Normaal is Wim diegene die last van de warmte heeft maar nu ben ik ook de klos dan weet je hoe warm het is. Na het ontbijt, veel water en thee begint ons leven weer een beetje normaal te worden, daar knap je van op. Bij Lalli krijgen wij te horen dat de motor van Wim niet in een dag te repareren is maar gelukkig heeft Lalli voor een vervangende motor gezorgd. Terug in het hotel hebben wij eerst maar eens een andere kamer geregeld, iets minder warm maar daarom met kakkerlakken. In de loop van de middag terug naar Main Bazar met de bedoeling om geld te wisselen en uiteraard een gekoeld biertje te drinken. Voor het eerst moeten wij een tuk-tuk chauffeur de wegwijzen een beetje vreemd maar wel waar. Geld wisselen schiet erbij in omdat wij in de een of andere vreemde kroeg terecht komen. Het is vooral donker en veel herrie, je ziet ze niet maar het moeten wel heel veel Indiërs zijn die al deze herrie maken. Maar goed zo kennen wij de Indiërs wel geeft ze twee biertje en ze stoppen niet meer met praten maar hoe dan ook het bier smaakt goed. Terug bij Lalli voor de motoren, maar die zijn nog niet klaar. Met Lalli afgesproken dat wij eerst gaan eten en daarna terugkomen, dus weer na Main Bazar. Na een uitgebreide maaltijd weer teug naar Lalli maar dat is nog niet zo eenvoudig. Onze chauffeur krijgt het voor elkaar om hopeloos te verdwalen en na wat omzwervingen komen wij een half uur te laat bij Lalli. Maar eerst moeten wij nog met onze chauffeur afrekenen voordat wij het weten is er heel veel gedonder. De beste man wil ook de extra gereden kilometers betaald hebben en moet wel lukken bij die toeristen denkt hij. Dat is dan jammer, wij komen vaker in Indië en dat is hem na afloop wel duidelijk. Bij Lalli doemt het volgende probleem op, de reservesleutel is er niet. Geen probleem dan komt er iemand met een hele grote doos met alleen maar reservesleutels en wordt er zolang geprobeerd dat er eentje past. Dan wordt het hoogste tijd om naar het hotel te gaan om een paar uurtje te gaan slapen. Morgen wordt een lange dag en wij willen voor de drukte de stad uit zijn, van Lalli hebben wij een getekend plattegrondje gekregen en dat is op hoop van zegen.
Zaterdag 18 juni
De handleiding van Lalli is prima maar wij zijn ook niet anders gewend van Lalli en binnen een half uur zijn wij de stad uit. De motoren volgetankt, bananen gekocht en dan gaat het richting Rothak. De ochtend begon lekker koel maar vanaf een uur of negen begint het weer warm te worden en dan duurt het niet heel erg lang voordat het heel erg warm wordt. Tegen twaalf uur wordt het zo warm dat de zon pijn in gezicht en op de armen begint te worden en dan wordt het ook tijd voor te smeren met factor 30 of meer. Het is dan ook verstandig om elk uur te stoppen dat is goed voor mens en machine, beide moeten afkoelen de motor in de schaduw en wij met de kop onder de waterpomp. Voor dat moment is dat prima maar ik sta er altijd verbaasd van hoe snel de kleren weer droog zijn, de temperatuur is ergens rond de 50 graden. Zelfs de Indiërs hebben met deze temperaturen maar liggen in een deuk als wij met ons hoofd en meer onder de waterpomp hangen.
In de loop van de middag begint het te betrekken en niet dat het alleen warm is maar nu wordt het ook nog benauwd en niet zo zuinig ook. Normaal heb ik geen medelijden met Wim niet zeuren maar doortrappen dat doet hij overigens ook niet maar als de temperaturen zo extreem zijn wordt zijn rood kopje alleen maar nog roder. Gelukkig is de verlossing nabij in Bathilda vinden wij snel een super de luxe en niet te duur hotel zonder kakkerlakken. Gelukkig zijn wij op tijd binnen na ongeveer een half uur begint het te waaien en te regenen en het allerbelangrijkst is dat de temperatuur aanzienlijk daalt. Als het weer droog is gaan wij onze motoren verwennen met olie en de nodige schroeven aandraaien dat is ook wel handig bij deze slechte wegen.
Als ik netjes vraag waar een container staat om het lege olie blik in te gooien word ik snel geholpen door een van de bewakers. Nou ja hulp; het loopt met het blik richting buren en gooit de hele handel over het hekwerk, kijkt mij aan met een blik van opgeruimd is netjes. Na een lange warme dag is er gelukkig een uitstekende maaltijd en een paar flessen Kingfisher. Wim en ik zijn het snel met elkaar eens; dat hebben wij vandaag wel verdiend en nu lekker naar bed en morgen is een nieuwe dag.
Zondag 19 juni
Na een heerlijke koele nacht om negen uur opgestaan en een continentaal ontbijt voelt alles weer prima en is het gedoe van gisteren snel vergeten. Daarna wordt nog snel wat geld gewisseld, ingepakt en gaat het richting Amritsar de stad van de Goudentempel. Net buiten de stad stopt de motor van Wim ermee en weigert elke dienst, het lijkt wel alsof er geen benzine meer inzit. Nadat de motor schuin wordt gehouden wil hij weer starten en gaan wij voor alle zekerheid even tanken. Eigenlijk gaan er maar een paar liters in en kan dat het probleem niet zijn maar verder weten wij het ook niet en rijden maar eens verder. De rest van de dag blijft de motor van Wim pruttelen en wil niet echt goed lopen het is dus wachten op het volgende probleem. Dan maar over het weer praten wie weet en helpt dat. Nou dan zijn wij ook snel uitgepraat, hetzelfde dan gisteren. Bloedheet en vooral veel, vaak en lang stoppen en dan met de kop onder de kraan gevolgd door cola of lemon. Wat het ook altijd goed doet is een sigaretje draaien, de Indiërs kijken zich gek als iemand zijn eigen sigaret draait. Voor de rest proberen wij onze richting problemen door te vragen op te lossen maar dat is altijd een beetje link in India. Uit beleefdheid zeggen ze nooit nee en wijzen altijd wel de een of andere kant op, je weet wel zo diagonaal met hun hoofd van links beneden naar rechts, boven het is geen ja en geen nee. Hoe verder je het binnenland binnen in rijdt hoe moeilijker het wordt om de verkeersborden te lezen, het ligt niet aan de tekst maar aan de taal, voor ons totaal onleesbaar. Op een gegeven ogenblik is er een opstootje op straat, een man op een motor is door een bus geramd. De scooter ligt in puin op de weg en de bestuurder ligt ernaast in een grote plas bloed en de rest ziet er niet zo goed uit. Wat daarna gebeurd is typisch Indiaas; iedereen toetert zolang dat alles aan de kant is en dan gaat iedereen gewoon weer op de oude voet verder net alsof er niets gebeurd is. Zelfs wij schrikken er niet meer van: zo is het leven en dat laatste is zeker in India het geval. In Amritsar vinden wij een hotel op 5 min. lopen van de goudentempel en de motoren kunnen in de kelder tussen bouwmaterialen en een hoop zand. Na de broodnodige douche wordt het tijd voor innerlijke afkoeling oftewel een biertje zou niet verkeerd zijn. Uiteindelijk komen in een van de bekende restaurants terecht cq drankkelders. Het is er meestal donker, alleen maar mannen veel rook en nog meer whisky en heel veel Indiërs die zat zijn. Volgens mij komt een Indiër nooit nuchter uit dit soort kroegen en over de herrie die deze gasten maken zullen wij het maar niet hebben. Wij gaan gewoon voor een of twee biertje en dan gaat het leven gewoon verder maar enkele van deze gasten missen volgens mij een compleet weekend.
Maandag 20 juni
Omdat de motor van Wim niet echt lekker loopt gaan wij eerst maar eens naar de motoren kijken. De motor van Wim wil nu helemaal niet meer starten. Binnen tien minuten is Wim drijfnat van het transpireren, bedenk dat je onze motoren alleen met een kickstarter aan de praat krijgt, dus dat is flink doortrappen. Nadat wij honderd en een gecontroleerd hebben loopt de motor weer maar het slechte nieuws is dat wij niet weten wat het probleem is en dat is minder. Daarna is het tijd voor veel water en een koude douche, daar knapt een mens van op. Na de middag gaan wij eens richting goudentempel, het probleem is dat je van de buitenkant deze tempel niet herkent. Voordat je naar binnen mag moeten de schoenen uit en moet er iets op je hoofd maakt niet uit wat. Eenmaal binnen is het snel duidelijk dat je op de juiste plek bent. Om te beginnen is daar een groot waterbassin en ergens helemaal recht is dan onmiskenbaar de goudentempel. Op foto’s is deze tempel al indrukwekkend maar als je vanuit de ingang dit prachtig bouwwerk ziet staan bekruipt je toch heel even een nietig en klein gevoel. Wat ik verder ook bijzonder vind is dat je zonder veel gedoe gewoon naar binnen kunt, probeer dat maar eens bij de Paus in Rome. Wat wel opvalt is dat er op verschillende plaatsen gratis maaltijden verstrekt worden en dat ziet er allemaal keurig netjes uit. Wat wel een beetje vreemd is dat de afwas met zand wordt gedaan. Er zitten een tiental dames op rij die de bakjes met zand uitschuren met water afspoelen en dan weer klaar voor hergebruik zijn. Het is zo druk richting tempel dat wij besluiten om alles op een afstandje te bekijken en voldoende foto’s te maken. Als je daar dan staat is het moeilijk voortestellen dat hier in 1988 door de militairen een bloedbad werd aangericht toen de tempel ontzet werd. Omdat alles behalve de tempel wit is wordt het hier bloedheet, op je blote voeten kun je hier niet rondlopen. Dit probleem wordt opgelost door kokosmatten neer te leggen die voor alle zekerheid worden deze matten nat gemaakt. Nadat genoeg foto’s zijn gemaakt wordt het tijd om ergens iets te gaan drinken. In de tempel is zo ongeveer alles verboden dus wij moeten ons heil ergens anders gaan zoeken. Buiten de tempel is er voldoende gelegenheid om een bar te vinden en daar is het zoals vaker vooral druk. In Nederland zou een kastelein jaloers zijn op het aantal bezoekers die ook nog eens flink doordrinken. Door de Indiërs die naast op ons zitten worden wij getrakteerd op gin. De Indiërs drinken dat met veel ijs en water, wij drinken dat gewoon puur en daar snappen de Indiërs weer niet zo veel van. Het klinkt misschien vreemd maar die dag is het zo warm dat wij een paar uurtjes gaan rusten, dat is wel zo verstandig bij deze temperaturen. Het avondeten is altijd een verrassing, deze keer gaan wij voor iets met rijst en kip. Die kip is overigens verdacht en nu maar afwachten hoeveel kip wij aantreffen. Uiteindelijk valt de hoeveelheid kip wel mee maar voor is de spinazie waar de kip in zit minder. Oh ja; het voorgerecht zijn frieten dus dat valt dan weer mee. Inmiddels hebben wij begrepen dat Pakistan geen haalbare kaart is zonder carnet gaat dat niet lukken. Inmiddels is de diarree weer in het land, voor alle zekerheid wordt een extra rol toiletpapier geregeld dat is immers wel handig in deze situatie.
Dinsdag 21 juni
De motor van Wim start meteen maar wil niet echt soepel lopen dus dat belooft weer wat voor vandaag. Omdat het binnenkort richting bergen gaat moet er toch iets gebeuren, op deze manier gaat dat niet lukken. Wij rijden tussen rijstvelden en dorpen door en de wegen zijn redelijk. Na Pathankot wordt het druk en heet, zelfs factor 30 helpt niet meer. Ieder half uur stoppen kop onder de kraan en een sigaretje dat is het enige dat helpt. De laatste 40 km voor Jammu was het of the road rijden omdat ze de weg aan het herstellen waren. Dat herstellen gaat iets anders dan bij ons; gewoon openbreken en zorg zelf maar dat je aan de overkant komt. Ergens op dat stuk stopt de motor van Wim er weer een keer mee, de oorzaak is snel gevonden geen benzine meer. Vervolgens is het aan mij om ergens benzine te gaan halen, dat viel gelukkig mee een paar kilometer verderop was zoiets als een tankstation. Eerst maar een paar liter in de tank en dan maar eens kijken of die weer wil starten. Dat viel gelukkig mee en dan op naar het tankstation en de tank volgooien. In Jammu eerst maar eens een hotel zoeken, het eerste hotel is best wel duur dus dan maar opzoek naar iets anders. Vrij snel vinden wij een aardig hotel voor een aardige prijs en er is zelfs een plek om de motoren te stallen c.q. die van Wim te repareren. Dat repareren wil niet lukken het probleem blijft dus wij moeten morgen maar opzoek naar iemand die er meer verstand van heeft. In het hotel horen wij dat het vandaag ergens rond de 50 graden was, de Indiërs kennende zal het wel iets minder zijn geweest maar hoe dan ook warm was het. Het goede nieuws dat het in Srinigar tussen de 25 en 30 graden is dus op naar Srinigar.
Woensdag 22 juni
Voordat het richting Srinigar gaat moet er toch eerst weer naar de motor van Wim gekeken worden, dus opzoek naar een Enfield specialist. Schijnbaar gaat deze “garage” pas om 10:30 uur open, dan gaan wij maar eerst ontbijten het is niet anders. Na het ontbijt gaat het weer richting “garage” maar daar zijn nog steeds de luiken dicht. Een toevallige voorbijganger verteld ons dat de zaak vandaag helemaal niet opengaat maar dat iets verderop nog een Enfield specialist is. Als wij daar aankomen blijft niet veel meer van het begrip “specialist” over, het is niet meer dan vier muren met daarop wat golfplaten. Maar goed; weel keuze hebben wij vandaag niet. De monteur zit er wel vertrouwd uit; ontzettend zwarte handen, schroevendraaien en een hamer oftewel de standaarduitrusting voor een monteur in India. Eerst maar eens een proefrit en daarna ligt in een mum van tijd de halve Enfield uit elkaar, maar ook dat is normaal. Het in elkaar zetten gaat vervolgens net zo snel als het uit elkaar halen en ook dat is normaal. Maar helaas het probleem is nog steeds niet opgelost. Na nog meer zoek- en sleutelwerk wordt de oorzaak gevonden, de luchttoevoer van de carburateur is half afgeklemd en daardoor pruttelt de motor bij doortrekken. Nadat alles in orde is wordt er een proefrit gemaakt, de monteur aan het stuur en Wim achterop. Volgens Wim was het een testrit voor zijn zenuwen, gelukkig mocht hij zelf op de terugweg rijden. De monteur heeft twee uur aan de motor gewerkt kosten 200 Rs pakweg 4 euro’s dat zijn nog eens prijzen. Als wij willen wegrijden weigert mijn motor alle diensten. Dit gaat een stuk sneller; accu kapot en die is in een mum van tijd vervangen en daarna kan het vervolg van onze reis gelukkig beginnen. Omdat wij de laatste dagen regelmatig problemen met benzine hebben gehad besluiten wij om een jerrycan voor benzine te kopen, altijd handig voor onderweg. Inmiddels zijn de temperaturen weer opgelopen tot ergens rond de 50 graden. Dat wordt weer veel drinken, het voordeel van deze hoge temperaturen is dat je niet naar het toilet moet alles komt er weer door de poriën weer uit. In de middag gaan wij een tempel bezoeken, eigenlijk hebben wij geen idee welke tempel het is maar het moet wel een hele belangrijke zijn geweest. Veel militairen bewaken deze tempel en voordat je naar binnen mag word je wel heel erg nadrukkelijk gefouilleerd en foto’s maken is al helemaal geen optie.
Donderdag 23 juni
Om half acht staan wij op en omdat er voor negen uur geen ontbijt mogelijk is vertrekken wij zonder. De motoren worden volgetankt en vrij snel nadat wij de stad uit zijn beginnen de bergen en hopelijk wordt het nu ook minder warm. Maar om te beginnen wordt het vooral erg druk op de weg. Later zullen wij nader kennis maken met de Amarnath grot daarin staat n.l. een ijspegel in de vorm van een penis en vele Indiërs gaan daar als pelgrim naartoe, vandaar al die drukte. De natuur begint te veranderen, bomen, bossen, apen nog meer militairen. We besluiten om de 300 km naar Srinigar in twee dagen te doen in een dag zal waarschijnlijk met deze drukte toch niet lukken. Volgens onze reisgids moet er in Kud iets zijn om te overnachten maar uiteindelijk wordt het Patnitop op en hoogte van 2000 mtr. Gelukkig is het hier minder warm en het koele briesje is zeer welkom. Op het terras van het hotel lekker in het zonnetje en geflankeerd door een biertje wat wil een mens nog meer. Het is hier duidelijk toeristisch, in de zomer voor de aangename temperaturen en in de winter voor de sneeuw. Als je denkt Indiërs en sneeuw gaat dat wel samen dan moet ik zeggen tot dat uitstekend samengaat. Skiën is minder maar de Indiërs zijn zo gek dat ze rollend en bollend door de sneeuw gaan en dan heb ik het nog niet over de herrie die ze maken. Dit zijn dan plaatsen waar de welgesteld Indiërs vertoeven en dat is goed te zien aan de vrouwen. Het is hier de omgedraaide wereld; dikke vrouwen zijn n.l. een symbool voor welvaart en rijkdom, wij vinden het vooral dom. Sommige zijn zo dik dat ze zich moeilijk kunnen voortbewegen, te dik en te stijf maar zeuren als de beste. Wij hebben vandaag vijf uur gereden over 100 km, het was dus vooral een rustige dag en dat moet ook maar een keer kunnen. Later op de avond wordt er bij het hotel een groot scherm opgezet en worden wij getrakteerd op een Indiase film, dat belooft niet veel goeds. De films zijn meestal sappig en zoet en duren met gemak vier uur. Naast ons op het terras zit een groep mannen uit Delhi die de ene fles whisky na de andere leegdrinken, meestal is dat een vaag voorteken voor gedonder. Mede door de alcohol krijgen er twee ruzie en wordt er stevig gescholden. Nadat de boel gesust is barst er een in tranen uit en begint zich te verontschuldigen. Uit ervaring weten wij dat alcohol en Indiërs niet goed samengaat en wij besluiten dan ook maar op tijd naar bed te gaan want dat ruziën zal wel tot in de kleine uurtjes doorgaan. Toch nog effe mopperen over de bedden die zijn zoals gebruikelijk bikkelhard.
Vrijdag 24 juni
Zo stijf als een plank staan wij op, de boel ingepakt, theegedronken en toen weer op pad. Wij rijden in Kashmir en dit gebied is al jarenlang aanleiding tot gevechten tussen Pakistan en India, regelmatig worden hier door de Pakistani’s aanslagen gepleegd en dan vliegen de verwijten over en weer. Dat is ook de redenen waarom hier zoveel militairen op de weg zijn en dat bijna elke auto gecontroleerd wordt. Dat controleren gaat zoals in de films die wij kennen compleet met spiegeltjes onder de auto’s, metaaldetectoren op zoek naar mijnen in de berm, onder bruggen en in de riolen. Alles is in opperste staat van paraatheid en dat willen ze ook laten zien. De soldaten reageren vrolijk op onze aanwezigheid, ze zwaaien en steek hun duim op als teken dat zij het prachtig vinden dat wij in Kashmir zijn. Voorlopig zal ons het beeld van soldaten die op zoek zijn naar wat wij niet gezien hebben ons vervolgen tot in Srinigar. Na een flinke stijging tot 2200 mtr. komen wij bij een checkpoint, Hier begint het ritueel weer, papieren invullen, passen controleren en dan mogen wij weer verder. De toegang tot de Kashmir-vallei is een tunnel met een lengte van 2500 mtr. zonder afzuiging. Met de roetwalmen van de vrachtauto’s is dat geen pretje, het is benauwd, warm en je ademt alleen maar roetdeeltjes in. Ik denk dat een ritje in deze tunnel gelijk staat met 25 jaar roken, elke dag een pakje zware van Nelle. Gelukkig is er licht aan het einde van de tunnel in dit geval een schitterende groene vallei. Wij vervolgen onze weg waar links en rechts populieren staan die in de toppen in elkaar vergroeid zijn, het lijkt wel een groene tunnel. Overal waar wij stoppen komen weer meteen hordes mensen op ons af en vragen meteen weer van alles, wat kost de motor, het fototoestel en om niet te vergeten de schoenen. En dan weer onze oude bekende truc, wij gaan een sigaretje draaien en dan is succes verzekerd. Vreemd en leuk hiermee krijgen wij ze altijd stil en vallen alle monden open en is het even rustig. Het digitaal fotograferen is ook altijd leuk zeker als je meteen het resultaat kunt laten zien. Er is zelfs iemand die naar het gleufje zoek waar de foto’s uitkomen maar zover is de digitale techniek nog niet. In een plaatselijk restaurantje, wat niet meer is dan een tafel en wat plastic stoeltjes langs de weg, een omelet met ui laten maken. Ook hier wordt het weer snel druk iedereen moet zo nodig met ons op de foto, het wordt tijd dat wij geld gaan vragen voor deze zeldzame foto’s. In Srinigar eerst bij de house-boats gaan kijken voor een kamer, maar dan moeten de motoren ergens langs de kade blijven staan en dat lijkt ons geen goed idee dus opzoek naar iets anders. Uiteindelijk vinden we bij Dal Lake een hotel waar wij een gigantische kamer krijgen met wel negen lampen aan het plafond die allemaal apart te bedienen zijn voor elke lamp is er een schakelaar. Maar ja aan al die lampen heb je niets als de stroom uitvalt jammer van al die schakelaars en lampen. Nadat wij de dagelijkse stof afgespoeld hebben wordt het tijd voor een rondje door het dorp. Het krioelt hier van de woonboten en het is een drukte van jewelste, taxi’s rijden af en aan met Indiërs die een nachtje op een van de woonboten willen overnachten. In eerste instantie vonden wij het jammer dat wij niet op een woonboot konden overnachten maar na het zien van deze taferelen vinden wij onze kamer een prima altenatief. Tegen acht uur s ’avonds gaan wij eten bij de plaatselijke chinees, hier hebben wij in de tuin voortreffelijk gegeten onder een partytent. Onderweg wordt nog een fles cola meegenomen op de kamer hebben wij immers nog een fles whisky van dubieuze kwaliteit maar dat samen met whisky moet lukken. Onderweg nog even met het thuisfront gebeld en laten weten dat alles oké met ons is.
Zaterdag 25 juni.
Na de thee eerst maar eens de was doen, niks wasmachine maar gewoon in de plaatselijke wasbak en dan is het weer schoon genoeg voor de komende dagen. Na de was gaat het richting Dal-Lake en voor Rs 200 mogen wij mee voor een rondtocht langs de drijvende tuinen en dorpen. Een beetje vreemd gevoel maar zonder bootje ben je hier nergens, maakt niet uit of je naar de winkel wilt of even bij de buren op bezoek. In het totaal liggen hier 1800 woonboten lees hotelletjes en die waren gisterenavond allemaal vol geboekt. Het watergebied bij Srinigar is zeer in trek bij Indiërs en trouwens ook bij ons, de kans dat wij ooit terugkomen is klein maar als dan zullen wij zeker naar Srinigar terugkomen. Op het meer hebben wij een echte Kingfisher gezien het is en blijft een schitterende vogel. Na ons rondje gaan wij eerst ontbijten en proberen dan ons geld te wisselen. Daarna toch maar even de toerist uithangen en met een tuk-tuk langs de oevers van het meer laten rijden en als wij toch onderweg zijn even langs de tuinen van Nagin-Lake. En als je dan toch onderweg bent kun je natuurlijk de moskee van Srinigar niet overslaan, het dak van deze moskee rust op 300 volgroeide ceders. Als afsluiting nog door de bazaar gelopen en daar proberen ze alles wat toerist is van alles te verkopen. Inmiddels zijn wij immuun geworden en wij hebben dan ook relatief weinig last van al dat gedoe. Op de weg naar het hotel nog een fles whisky gekocht met veel cola is die dan drinkbaar puur is niet zo’n goed idee. Het is inmiddels droog geworden dus we maken onze spullen in orde en voor de rest doen wij rustig aan.
Zondag 26 juni
Na het gebruikelijk ontbijt de motoren voltanken en dan gaat het richting Sonamarg het laatste dorp voor de Zoji La pas (3600 mtr.) een rit van ongeveer 100 km. De weg slingert prachtig langs de rivier en gaat langzaam bergop, het asfalt is een stuk minder, veel gaten en voor de rest veel stof en roet. Uiteindelijk hebben wij voor deze 100 km drie uur nodig en de rest spreekt dan uiteraard voor zich gewoon bar en boos. Het groten voordeel van al deze ellende is dat de natuur steeds mooier wordt, de bergen hoger en dat maakt een imposant geheel. Omdat wij op tijd in Sonamarg zijn is het vinden van een hotelkamer geen probleem. Net als wij aankomen vertrekt er een konvooi van enkele honderden vrachtauto’s richting Zoji La pas, nu ziet dat er onschuldig uit maar morgen zal dat verhaal veranderen. Sonamarg is een militair bergdorp met wat souvenirs- en eetwinkeltjes op een hoogte van 2700 mtr. Voor ons is deze rustige dag niet verkeerd dan kunnen wij alvast aan de hoogte wennen. In de middag proberen wij erachter te komen op de pas op bepaalde tijden open is, maar helaas roept zoals gebruikelijk iedereen als ze het niet weten iets anders. Een ding is zeker; als er van de andere kant een militair konvooi komt moet je wachten en hoelang dat duurt weet niemand, het kan zomaar een dag zijn. Vanuit het dorp kun je met paarden en dragers een trektocht maken de bergen in. Vanaf een grote steen hebben wij goed zicht op dit tafereel, kleine paarden met veel te dikke Indiërs erop gaan een tocht richting gletsjer maken. Wij hebben zo onze bedenkingen en ook best wel medelijden met de klein paarden, maar daar maakt zich hier niemand druk over. Omdat wij hier geen bereik op onze telefoon hebben zijn we maar eens gaan kijken of je hier ergens kunt bellen. Telefoons hebben ze hier wel maar dan moet je ook stroom hebben en die is er simpelweg niet, alles is uitgevallen en hoe lang dat duurt weet hier niemand. Voordat wij vanmorgen vertrokken kregen wij van de hoteleigenaar nog een leuke tip, vanuit Kargill kun je een weg volgen via Suru naar Padam ergens tussen de gletsjers kom je dan uit bij een meer met hotels. De weg erheen zou mooi zijn en omdat wij toch voldoende tijd hebben lijkt ons dat wel iets. Het was vooral bergop rijden met het uitzicht was ook niets mis maar de hotels met meer hebben wij niet gezien en dat was het dan ook voor vandaag.
Maandag 27 juni
Na het ontbijt naar de checkpost gegaan waar blijkt dat je een permit nodig hebt om de pas op te mogen, dat is minder. Er zit niets anders op om een paar kilometer terug te rijden en bij de tent van met JC Police te wachten tot wij aan de beurt zijn. Dat aan de buurt zijn kan nog wel effe duren er staan meer dan 50 vrachtwagens te wachten allemaal te wachten op een permit. Ook deze keer hebben wij weer geluk waarschijnlijk omdat wij er niet als Indiërs uitzien worden wij uit de rij gehaald en na controle van paspoorten en rijbewijzen is een permit voor de Zoji la pas zo geregeld. Hierna begint het bekende wachten en dat duurt tot 12:00 uur op de pas geldt eenrichtingsverkeer, later zullen wij begrijpen waarom. Als wij tegen 12:00 uur bij het checkpoint aankomen begint het langzaam maar zeker druk te worden en is het weer wachten totdat wij mogen vertrekken. Als wij in deze drukte staan wordt er op afstand druk op ons gezwaaid, volgens mij worden wij vooraan gewenst de vraag is waarom. Wij hebben het voorrecht dat wij ongeveer 15 min. eerder mogen vertrekken ook dat zullen wij pas later begrijpen. Het eerste stuk van de pas bestaat uit uitstekend asfalt en dat hebben wij als dagen niet meer gezien. Al snel volgt er een volgend checkpoint en hier wordt naar ons permit gevraagd maar dat hebben wij bij het vorig checkpoint al ingeleverd. Dan begint de bekende bureaucratie geen stemps geen toegang cq niet verder. Om te beginnen is daar onze Nederlandse hardnekkigheid en iemand die het een beetje snapt en ons door laat gaan. Achter ons hebben motorrijders minder geluk maar voor deze keer vinden wij het prima en vervolgen onze reis. Als wij rechts naar beneden kijken zien wij een hele grote camping, allemaal tenten met militaire precisie neergezet waar het krioelt van de mensen. Achteraf blijken het allemaal pelgrims te zijn die naar de Amarnath grot willen om de heilige ijspegel lees penis te bewonderen. Maar mijn aandacht wordt snel afgeleid als het opeens linksaf gaat, dat is even schrikken. Daar stop n.l. het asfalt en gaat het meer dan steil omhoog over van alles waarvoor je het woord weg niet kunt gebruiken. Wim die achter mij aankomt duidelijk gemaakt dat wij omdraaien en even een sigaretje gaan roken. Als hij mij vraagt waarom geef ik aan dat hij even om de hoek moet kijken daarna was het duidelijk, eerst een sigaretje roken. Als wij daar zo staan en overleggen dat terug geen optie is wordt het ons ook duidelijk waarom wij eerder weg mochten. In de verte zien wij een horde auto’s, vrachtauto’s enz. aankomen en een ding is zeker daar tussen moeten wij niet terecht komen. Er zit niets naders op dan de peuk weg te gooien en tegen de klippen van de hel op te gaan. Mij is een ding snel duidelijk als je hier met de motor stilvalt ben je hem kwijt, het is zo steil en glad dat er geen houden aan is. Ik heb nog vrij zicht maar met Wim achter mij heb ik wel te doen, achter mij is zoveel stof dat ik hem in de spiegels niet meer zie en dan spreekt de rest voor zichzelf. Uiteindelijk komen wij boven op de pas zonder kleerscheuren aan en dat mag een wonderen heten. Maar ik moet ook zegen dat het hier boven een bijzonder ruig en mooi landschap is, uiteraard met de nodige checkpoints. Wat ik eigenlijk niet snap is wat het doel van deze checkpoints is je kunt hier n.l. nergens naartoe, alleen naar benden donderen en dan vinden ze je toch nooit meer. Uiteindelijk komen wij in Kargil aan en wat ons meteen opvalt is dat de Indiërs hier op chinezen lijken en dat is best wel grappig. Een hotel is snel gevonden, eerst effe uitpuffen en dan snel onder de douche om het gedoe van de dag te vergeten. Als wij naar huis willen horen wij dat er al drie dagen geen stroom is en alles op generators draait en dat beloofd niet veel goeds. Uiteindelijk lukt het toch en is het thuisfront en wij gerustgesteld en kunnen wij rustig gaan slapen.
Dinsdag 28 juni
Als ik zo terugdenk aan gisteren dan moet ik zeggen dat dat een van de gevaarlijkste dagen uit onze motor carrière was. Als je bezig bent om de Enfield op de weg te houden ben vooral druk met dat ene ding maar als je een dag later terugdenkt ziet de wereld er toch iets anders uit. Maar goed ook dat hebben wij overleeft en het leven gaat verder en gaan wij dus opzoek naar de volgend uitdaging en die komt er zeker daar is geen twijfel over. Voor vandaag staat de tip van de hoteleigenaar in Srinigar op het menu. Dus opzoek naar de vallei die uiteindelijk niet haalbaar zal zijn, maar dat is gelul achteraf. De afstand door de vallei tot aan het meer zou enkele reis ongeveer 160 km moeten zijn en dat moet volgens ons wel haalbaar zijn. Het eerste stuk gaat redelijk goed maar na een uurtje wordt de weg smaller en slechter en dat is meestal geen goede voorbode. We zitten volgens de GPS op een hoogte van 3000 mtr. en het begint steeds meer op off road rijden te lijken, het gaat door beken over keien, gaten en vooral veel smeltwater. De vallei is prachtig, de rivier is erg wild schijnbaar heeft de winter hier lang geduurd vandaar ook dat vele smeltwater. Wij worden regelmatig tot ons kruis nat en een ding is zeker met dat koude smeltwater is dat geen pretje. De weg is zo slecht dat wij na 3 uur besluiten om met dit gevecht te stoppen we willen onze motoren immers heel houden uiteindelijk moeten wij een keer in Delhi aankomen en als wij verder rijden gaat dat niet lukken. De balans na 3 uur is 60 kilometers afzien voor mens en motor en niet alleen een nat kruis. Als wij weer richting Kargill rijden komen wij onderweg ergens waar we iets drinkbaars kunnen kopen. Het wordt meteen gezellig en de eigenaar wil met de hele familie op de foto en dat is zo ongeveer standaard. Maar door het digitaal fotograferen kun je ook meteen het resultaat zien en dat is voor de mensen gelijk aan een wonder. Uiteindelijk komt er iemand aan te pas die Engels spreekt met, vervolgens worden er adressen uitgewisseld en wij beloven dat wij de foto’s zullen opsturen. Verstuurd hebben wij de foto’s toen wij thuis waren wel maar ik heb geen idee of die ooit aangekomen zijn. De meneer die Engels spreekt blijkt een schoolmeester te zijn die om de hoek een school aan het bouwen is. Een ding is zeker dat gaat hier anders dan bij ons thuis. Hier worden de stenen uit de rivier gehaald, met de hand vierkant geklopt en dan als bouwmateriaal gebruikt en zo wordt dan uiteindelijk een school gebouwd. Na de thee gaan wij verder voor het laatste stukje richting Kargill en komen uiteindelijk weer bij hetzelfde hotel uit. Een kamer is snel geregeld en wordt het hoogste tijd dat wij eens naar onze oude vertrouwde Enfields gaan kijken. Tot onze verbazing is er geen noemenswaardige schade te zien, een Enfield is zo gek nog niet. Ik heb mij wel eens vaker afgevraagd of onze motoren die thuis staan al dit gedoe ook overleefd zouden hebben en als ik eerlijk ben denk ik dat die kans klein is. Na de welverdiende douche gaan we op de galerij van het hotel zitten en genieten van onze welverdiende peuk. Als we gaan eten bestel ik hetzelfde als gisteren maar dan voor een persoon en niet voor twee. Tot mijn verbazing krijg dezelfde hoeveelheid als gisteren, of zij hebben zich vandaag vergist of wij hebben gisteren te veel betaald. Na een kort gesprek hierover hoef ik niets te betalen, oftewel gisteren hebben ze ons besodemietert. Opeens komt daar een bus met chinezen van het rode kruis binnenvallen en dat valt tegen. De gemoedelijke rust is opeens verdwenen, tijd voor af te rekenen dus en als het kan zo snel mogelijk.
Woensdag 29 juni
Tegen half negen in de ochtend begint ons ritueel weer; voltanken en vertrekken voor vandaag gaat het richting Leh. Achteraf gezien is dit een van de mooiste stukken die wij in de Himalaya hebben gereden. Vandaag gaat het over twee passen, als eerste is daar de Namika la (3800 mtr.) en de Phatu la (4150 mtr.). Onder in de vallei is het groen, groeien de bomen, worden gewassen verbouw en is er volop water. En van het ene op het andere moment zeg maar om de hoek lijkt het allemaal op een maanlandschap. Het is hier erg rustig dus wij schieten goed op, onderweg stoppen wij bij een stupa waar wij tijdens ons ontbijt genieten van een schitterend uitzicht. Het verbaast ons dat de wegen hier goed zijn en ondanks dat wij al een paar dagen op een hoogte van pakweg 4000 mtr. reizen hebben wij geen last van de bekende hoogteziekte (nog niet). Tegen 14:00 uur komen wij in een dorpje dat Lamayuru heet aan en omdat hier een klooster met slaapplekken is besluiten wij niet verder te reizen. Het klooster is erg primitief maar dat heeft ook zijn charme, een nacht zullen wij wel overleven. Het klooster ligt op een hoogte van 3800 mtr. en van daaruit hebben wij een schitterend uitzicht, alleen al het uitzicht is de moeite waard. De bezichtiging van het klooster valt een beetje tegen, het zijn vooral stenen en de rest valt gewoon tegen. Daarna gaan we bergaf richting het dorp, eens kijken of daar iets bijzonders te zien is. Al snel komen wij bij een paar oude vrouwtjes tegen die wel graag op de foto willen. Om de beurt gaan wij tussen de dames zitten, die doen dat overigens zonder tegenzin op de een of andere manier hebben ze de grootste pret. Minder zijn de geitenhuiden die ze hebben omhangen, dat de dames niet meer de jongste zijn is duidelijk maar dat de geitenhuiden stinken is wat anders en niet te harden. Maar hoe dan ook als ik thuis naar de foto’s kijk is alles zeker de moeite waard. Als we daar zo rond lopen zien wij dat er in het dorp een enkele questhouses met restaurantjes zijn, maar we zijn het er snel over eens het klooster is voor een nacht prima. Uiteindelijk moeten wij weer naar boven en dat kost nogal wat inspanning. Onze benen zijn van lood, het hart bonkt in de keel en als wij boven zijn transpireren wij zo ongeveer uit alle gaten en nog meer. Waarschijnlijk is de verklaring eenvoudig; de hoogte zal wel het probleem zijn, ook als wij denken dat dat voor ons niet het geval is denk ik dat de waarheid iets anders is. Hier is van alles niets, geen stroom dus ook geen telefoon dus ook geen berichtje naar huis. Jammer dames maar het is niet anders. In het klooster zit ook een gezelschap Italianen, maar ook deze Italianen zijn lui en komen met een taxi. Gelukkig is het eten beter dan het gezelschap met de Italianen, we krijgen kloosterwaardig eten maar wel overheerlijk vegetarisch Indiaas eten. Later zal duidelijk worden dat de pijn in onze nek niets met spierpijn te maken heeft maar alles met de z.g. hoogteziekte. Voordat wij naar bed gaan eerst maar eens genieten van de schitterende sterrenhemel, hoe langer je kijkt hoe meer sterren er zichtbaar worden. Je zou er zo maar verslaafd aan worden, maar hoe dan ook morgen moeten wij weer verder.
Donderdag 3 juni
Als wij willen vertrekken is het fris en vallen er een paar druppeltjes, maar gelukkig blijft het bij een paar druppeltjes. Daarna klaart het snel op en wordt het weer warmer. Ook hier weer wisselt het landschap tussen maan en groen en omgekeerd. Overal aanwezig is de Indus met zijn bruin water dat uit de bergen samen met het smeltwater naar beneden komt. Na een uurtje rijden komen wij bij een restaurantje, dus tijd voor ons ontbijt. Ontbijt heeft hier niets met een vroeg tijdstip te maken maar alles met wanneer je iets eetbaars tegenkomt en maakt het niets uit hoe laat het is. Tijdens ons ontbijt komen wij aan de praat met een Deens echtpaar. Zoals zo vaak zijn mensen verrukt van onze motoren en willen niets liever dan dat wat wij doen, gelukkig hebben deze mensen geen idee waar ze het over hebben en dat moet vooral zo blijven. Tijdens dit gesprek valt mijn oog op een vreemde dame die wij al eerder tijdens onze reis gezien hebben. Even kruisen onze blikken elkaar en daarna is ze ook weer verdwenen. Na het gesprek met de Denen gaat onze reis verder richting Kargill en vervolgens naar Leh. Wij reizen nog steeds op een hoogte van 3500 mtr. en blijven stug de Indus volgen, vandaag hebben wij geluk en komen slechts een checkpost tegen. Onderweg komen wij in een dorpje terecht waar iedereen werkt aan een waterkering, het gaat er erg vrolijk aan toe aangevuld met gezang, alhoewel dat laatste wat minder is. Stenen zijn er genoeg, de rivier is immers binnen handbereik. Hoe dichter wij bij Leh komen hoe meer toeristen wij dan tegenkomen al dan niet met zonnebril in moderne jeeps. In Leh opzoek naar het hotel dat John en Meta ons aanbevolen hadden, maar helaas dat was volgeboekt. Geen nood 50 mtr. verder was een hotel genaamd Spic en Span en na de gebruikelijk onderhandelingen die meestal door Wim gevoerd worden krijgen wij voor hetzelfde geld een luxe kamer. In de loop van de middag maar eens het centrum van Leh ingelopen en dat valt tegen, Valkenburg is er niets bij maar dan wel op z’n Indisch. Nadat wij uit geslenterd zijn wordt het tijd voor een biertje, uiteraard ergens onder een parasol. Ook aan de prijzen is te merken dat wij in een stukje beschaafde wereld zijn oftewel in Valkenburg zijn. In het hotel krijgen wij slecht nieuws; voor de Kardung la de hoogst voor motorvoertuigen berijdbare pashoogte 5359 mtr. heb je een permit nodig dat je bij het administration house moet halen. Dat is voor ons nieuw maar wij besluiten ons daar morgen druk over te maken eerst maar eens gaan eten. In het hotel hebben ze geen kaarten er is maar een menu, dus dat wordt weer een verrassing. Deze keer valt de verrassing voor Wim tegen, herhaaldelijk bezoek van het toilet lost het probleem uiteindelijk op. Nog even naar huis bellen en dan vroeg naar bed want wij hebben geen idee wat ons morgen te wachten staat.
Vrijdag 1 juli
Als eerste gaat het richting administration house om een permit te regelen maar schijnbaar kunnen wij dat niet zelf regelen en moet dat via een travel agent. Er zit dus niets naders op dan weer terug naar het hotel te gaan en kijken wat wij daar geregeld krijgen. Na wat doorvragen blijkt dat wij helemaal geen permit nodig hebben, wij moeten beneden aan de pas alleen vertellen dat wij naar boven gaan en dan weer dezelfde weg terugkomen. Als je aan de andere kant weer naar beneden wilt gaat het richting Ladakh en dan heb je wel een permit nodig. Maar goed voor nu is ons probleem opgelost en gaan wij maar eens ontbijten en omdat wij tijd genoeg hebben gaan wij ook het oude paleis bezichtigen. Het paleis wordt grondig restaureert en dat is ook wel hard nodig en volgens mij is er nog veel werk te doen. Vanaf het paleis is er wel een prachtig uitzicht over Leh, de vallei en uiteraard de witte bergtoppen van de Himalaya. Een stuk boven het paleis ligt nog Gompa en daar zijn wij in onze overmoed naar toe gelopen. Tja en merk je dat je op een hoogte pakweg 3500 mtr. zit. Alles gaat traag en moeizaam en je komt vooral lucht te kort, maar het uitzicht maakt alles weer goed. Na de afdeling gaan wij eerst wat drinken en daarna scheiden onze wegen. Wim gaat op souvenirs jacht en ik ga kijken waarom mijn motor af en toe moeilijk doet. Na wat sleutel- en zoekwerk kom ik erachter dat mijn accu niet wordt bijgeladen, probleem wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de gelijkrichter. De meest simpele oplossing is dat wij elke ochtend de accu’s omwisselen, nadeel is dat wij de motor van Wim (lees met mijn accu) moeten aanduwen. Op het eind van de dag is mijn accu in de motor van Wim weer vol en wordt het ritueel weer herhaald. Na dit “hoogstandje” van denk en sleutelwerk is het tijd voor een biertje. Bij deze gelegenheid komen wij erachter dat er sinds ongeveer een maand in Leh bier verkocht mag worden, oftewel we zijn precies op tijd met dank aan mijn accu uiteraard. Aan het eind van de middag gaan wij terug naar het hotel om even wat te rusten dat klinkt misschien een beetje vreemd maar op deze hoogte kost alles veel energie. Na een douche is het tijd om de inwendige mens te versterken.
Zaterdag 2 juli
Om half acht is het opstaan wij willen vandaag naar de top van de Kardung La rijden, dit is niet zomaar een top maar op dit moment de hoogst berijdbare pas voor motorvoertuigen ter wereld. Volgens mij hebben wij een slechte dag uitgekozen, het is nat, bewolkt en koud. Op 15 km voor de top komen wij nog een checkpoint tegen en moeten er de gebruikelijke domme papieren ingevuld worden en gelukkig is er geen permit nodig en kunnen wij onze reis vervolgen. Daarna wordt het menens; het gaat off-road verder en zelfs onze handschoenen komen eraan te pas want het begint best wel koud te worden. Uiteindelijk gaat het naar een hoogte boven de 5000 mtr. en dat is aan van alles en nog wat merkbaar. Je krijgt ademnood, voelt je opgejaagd en krijgt ongevraagd hoofdpijn en een vreemd gevoel in je achterhoofd. Welkom is de wereld van de hoogteziekte, maar uiteindelijk valt het allemaal best wel mee. Uiteindelijk komen wij zonder kleerscheuren boven, alleen een beetje jammer dat het uitzicht tegenvalt maar goed je kunt niet alles hebben. Leuk was trouwens de poging om daar boven een sigaretje te roken want dan merk je pas echt wat roken met je doet, dus na twee of drie trekjes ben je klaar en verdwijnt de peuk ergens in de afgrond. Omdat het op de Kardung La best wel koud is en daar boven geen warme thee is besluiten wij om maar snel weer naar beneden te gaan. De rit naar beneden is meestal geen probleem maar omdat wij het snel kouder krijgen en een warme plek niet te vinden is wordt het toch nog een beetje afzien. Uiteindelijk zit er niets anders op om zo snel mogelijk richting Leh te gaan en daar de warmte op te zoeken. Trots op ons zelf en een beetje verkleumd komen wij uiteindelijk in Leh met een ervaring rijker aan. Het lijkt waarschijnlijk een vreemde volgorde maar wij moeten nog ontbijten maar dat is snel geregeld en uiteindelijk ook zwaar verdiend. Na het ontbijt scheiden onze wegen, het ook handig en verstandig dat ieder af en toe zijn eigen weg gaat. Wim gaat aan zijn motor sleutel er zijn probleem met de gaskabel oplossen en ik ga kijken of ik wat leuke plaatje kan maken. Als ik terugkom is Wim zo ongeveer klaar met de gaskabel en alles werkt weer naar behoren. Daarna gaat het richting terras en wordt een grote pot thee besteld. De rest van de dag wordt er wat geluierd, gewoon de toerist uitgehangen. Na het avondeten gaat het op tijd naar bed morgen gaat de reis immers verder en wij hebben geen idee wat die dag brengt.
Zondag 3 juni
Rond 8:30 uur vertrekken we, de weg is goed maar het is een beetje bewolkt en de rest is zoals altijd afwachten. Bij Upshi eerst maar eens ontbijten voordat wij de volgende pas opgaan, in dit geval is het de Taglang La met een hoogte van 5328 mtr. Het duurt niet lang voordat de jas en de handschoenen aan moeten. Boven op de pas ontmoeten wij een stel Nederlanders die met een tandem en aanhanger onderweg zijn. Door de kou en de troep op de weg hebben zij het helemaal gehad en kijken elkaar vragend aan en krijgen geen antwoord op de vraag wie met dit idiote idee gekomen is. Ik heb later nog wel eens aan die twee gedacht; hoe zou het hun zijn vergaan en dat op die momenten dat wij ook in dikke shit zaten. Zonder het op dat moment te weten kwam ons noodlot ook ongevraagd dichterbij. Maar goed; zoals gebruikelijk geen gedoe gewoon door en dan zien wij wel weer verder. Volgens mijn GPS moest er ergens een plaats zijn met de naam Pang. Maar onderweg kwamen wij niet verder dan een paar nomaden tenten en van een plaats zoals die wij kenden was geen sprake. Na wat op en af rijden bleven wij op een hoogte van 4600 mtr. doorrijden, hier was het vooral dor, koud veel wind en af en af en toe een teken uit de bewoonde wereld zoals tegenkomende vrachtauto’s. Maar hotels of een plek waar wij konden slapen was nergens te bekennen. Als wij op enig moment een Amerikaans stel tegenkomen dat onderweg naar Leh was en aangeeft dat de komende dag geen gelegenheid is om te slapen realiseren wij ons dat wij Pang gemist hebben. Mijn GPS is het daarmee eens en het lijkt ons verstandig om terug te rijden naar een plek die leek op iets dat leek op. Vooral “dat leek op” was de oplossing want Pang bestaat maar een paar maanden per jaar, de rest van het jaar is er simpelweg niets oftewel helemaal niets. Aan de rand van een rivierbedding staan een stuk of vier dubbele tenten die nog het meest op een joert lijken. De voorste tent is het kook- en eet gedeelte en het achterste gedeelte is een groot bed gevuld met dekens. Het ziet er primitief uit maar het is wel schoon en opgeruimd. De zaak wordt gerund door een moeder en twee dochters die zo te zien hun zakjes vooral kaar hebben. Een van de dochters begint broodpannenkoeken en iets wat nog het meest op kippensoep lijkt met daarin chowmien te maken. Uit het gegiechel van de dames kunnen wij opmaken dat moeders het helemaal ziet zitten, twee kerels en twee ongehuwde dochters in een slaaptent. Even later komt een Indiaas gezin compleet met vader, moeder en kinderen. Dat is pech voor de moeder en geluk voor ons. Na het eten blijkt dat de dames ook rum hebben, dat wordt dus rum met thee en dat smaakt nog niet eens verkeerd. Verder krijgen wij ook nog een optreden van de plaatselijk dansgroep, moeder en dochter doen hun best om er iets van te maken is maar goed dat ze niet aan ons vragen wat wij ervan vinden. Bij de tent staat ook iets wat op een toilet lijkt maar wij kiezen voor wijsheid en doen onze behoefte ergens boven de rivier. Voordat iedereen gaat slapen wordt de tent ingang gebarricadeerd met vaten en doeken zodat niemand erin of eruit kan. Daarna gaan wij met ze alleen gezellig naar bed, het is groot rond bed en voor alle zekerheid houden wij onze kleren aan.
Maandag 4 juli
Om half zes is iedereen in touw maar wij kiezen er toch voor om ons nog eens om te draaien. Om een uur of zeven wordt het ook voor ons tijd, dan eerst maar eens thee en daarna is het weer inpakken en wegwezen. Eerst maar eens bij het checkpoint de standaard papieren invullen anders mag je de pas niet op of af. Over passen hebben wij ook vandaag niet te klagen, het begint met de Lachalung La (5065 mtr.). Klein nadeel aan deze pas is dat hij niet geasfalteerd is, maar het voordeel is dat ze daar wel mee bezig zijn maar dat is ook weer niet handig en dat merken wij heel erg snel. Om te beginnen worden grote keien naast elkaar gelegd en tussen die grote keien is weer plaats voor kleinere keien en zo gaat het verder totdat het een beetje op een weg lijkt. In de tussen tijd zorgen de vrachtauto’s voor het egaliseren van de weg, dus het regent hier gebroken steekassen maar daar doet hier niemand moeilijk over. De laatste gaatjes worden met split gevuld en dan komt er iets op dat op asfalt lijkt, maar zover waren ze nog lang niet. Je hobbelt dus kei op en kei af en de motor stuitert als een gek van de ene naar de andere kei en dat kilometers lang, om gek van te worden dus. Na deze eerste proef voor mens en machine wordt het tijd voor een ontbijt en dat wordt in de plaats Sarchu. Ook hier weer zo’n ronde tent maar dan een iets modernere uitvoering met zitbaken met dekens en kussens. Ontbijt is hier overigens altijd iets met ei, ui en veel kruiden en smaakt niet verkeerd tenminste als je ei lekker vindt anders wordt het moeilijk. Daarna gaat het richting Baralacha La (4890 mtr.) en helaas moeten wij constateren dat hier dezelfde wegenbouwers werkzaam zijn en hetzelfde recept volgen als hun collega’s op Lachalung pas. Als extraatje ligt hier nog veel sneeuw en stroomt het dooiwater als riviertje op diverse plaatsen over de weg en dat is en blijft altijd een verrassing. Een verrassing in de zin van; hoe diep en wel of geen nat kruis. Na de laatste pas gaat het behoorlijk bergaf en wordt de omgeving ook weer een beetje groen. Ergens tegen 16:00 uur komen wij in Jispa aan en besluiten dat het voor vandaag genoeg is geweest. Bij het lossen van de bagage zien wij dat de bagagedrager van Wim op diverse plaatsen gebroken is. Voor de eerste nood wordt ijzerdraad gebruikt maar een ding is duidelijk dat kan niet zo blijven maar goed dat is iets voor later. Wim heeft nog meer pech de rits van zijn motortas is defect en gaat niet meer dicht. We zitten op een hoogte van 3300 mtr. en dat maakt dat hoogte hoofdpijn zo goed als verdwenen is en dat voelt een stuk prettiger. Na het eten op tijd naar bed want wij hebben nog wat slaap in te halen en je weet nooit wat hier de volgende dag brengt.
Dinsdag 5 juli
Het regent behoorlijk, alles ingepakt en dan toch maar het regenpak aan. De “weg” verandert in een modderpoel en steenlawines liggen overal op de weg. Het gaat stapvoets, harder gaat echt niet en door de blubber ben je continue aan het schuiven. We zijn nog geen half uur onderweg als ik in een van de vele watergaten rij en toen maar precies weet ik het ook niet maar waarschijnlijk ben ik vol op een kei gereden die daar ergens onderwater lag. Volgens Wim reed ik toen op het ravijn af en wist op het laatste moment aan de rechterkant van de motor af te stappen hetgeen zeer ongebruikelijk is links is immers standaard. Het eerste moment dat ik mij weer kan herinneren is dat de tank tas in een boog het ravijn in vliegt en dat de motor op de rand van de afgrond balanceert met zadel, tank en stuur boven de afgrond. Dan doe je dingen op de automatisch pilot en ik grijp naar de voetsteun en kan zo op dat moment erger voorkomen. Gelukkig is Wim snel ter plaatse om te helpen en kan de motor aan de kant getrokken worden. Als ik van de eerste schrik bekomen ben realiseer ik mij dat in de tank tas waardevolle dingen zitten zoals, papieren, reservesleutels, digitale camera, GPS, dagboek, Ipod, medicijnen en mijn Breitling B1 en dat alles ligt pakweg 350 mtr. lager.
Wat te doen; niet verstandig maar ik besluit naar beneden te gaan en mijn tank tas te gaan zoeken, achteraf was dat het domste wat ik in mijn leven gedaan heb. Maar goed; geen gezeur naar beneden dus. Dat viel best wel mee maar eenmaal beneden aangekomen was daar een kolkende bergrivier die alles wat beneden aankomt meeneemt dus ook mijn tank tas. En dan begint het probleem ik zit op een hoogte van pakweg 4000 mtr. in de stromende regen en moet weer omhoog en een ding is zeker dat valt tegen. Het is zoeken naar een geschikte weg en ondertussen moet is stenen die naar beneden komen proberen te ontwijken. Dat gaat goed totdat op enig moment een wel erg grote steen naar beneden komt een precies op ramkoers met mij zit. In mijn ooghoeken zie ik een grote steen waarachter waarschijnlijk voor mij net genoeg plek is. Hoe ik daar ben gekomen weet ik niet maar toen ik daar was heb ik mij zo klein mogelijk gemaakt en hoorde het geweld van de steen steeds dichterbij komen. Daar zat ik dan de blik naar beneden gericht en dacht dit is mijn laatste moment op deze wereld. In een flits gaat alles voorbij en neem je afscheid van vrouw en kinderen en denkt jammer dat het hier moet gebeuren. Maar wat op dat moment gebeurd is iets van absolute rust, een soort zaligmakend gevoel en totaal geen paniek een bijna verslavend gevoel en je wacht op dat ene moment. En dan komt dat ene moment niet, opeens een geweldige klap op het rotsblok waar ik achter zit en dan zie ik in een hoge boog het rotsblok over mij heen vliegen en dan is alles stil. Hoe lang ik daar nog gezeten heb weet ik niet maar op enig moment realiseerde ik mij dat het leven verder gaat. Wat ik mij op dat moment niet realiseerde was dat Wim ergens daarboven alles gezien had en geen idee had hoe het daar beneden afgelopen was, dus die was ook niet te benijden. Al ploeterend gaat mijn weg verder naar boven, het water dat naar beneden komt wordt steeds meer en de stenen worden door het slechte weer ook niet minder. Geluk bij een ongeluk is dat ik mijn motorhelm opgehouden heb, zo af en toe was er best wel wat gekletter op die goedkope Indiase helm die hoe goedkoop dan ook op dit moment best wel handig was. Uiteindelijk ziet Wim ergens mijn helm en heeft goede hoop dat ik ook het laatste stuk tot boven wel zal redden. Helemaal zonder hulp gaat het laatste stuk niet en de hulp van Wim is dan ook meer dan welkom. Wim maakt wat spanbanden aan elkaar en weet mij zo het laatste stuk naar boven te halen. Als ik boven ben en elkaar aankijken weten wij beiden dat dit menens was en de rest van ons leven zo af en toe hieraan zullen terugdenken. Met de schrik in onze benen rijden wij verder en komen wij uiteindelijk bij een militairkamp uit met een kantine waar wij warme thee drinken en enkele peuken gerookt hebben om van de schrik te bekomen. Na een uurtje of zo is het goed geweest en gaat de reis verder, maar niet langer dan strikt noodzakelijk is en daar zijn wij het samen over eens. Uiteindelijk komen wij in Keylong aan en wel in hotel Snowland, een mooie naam maar dat stelt verder niet veel voor. Hier gaat alle natte zooi uit en proberen wij onze kleding zo goed en zo kwaad als het gaat schoon te maken. Daarna gaat het met schone kleren richting eten en een biertje als dat tenminste lukt. Als wij terug in het hotel zijn krijgen wij een straalkacheltje om onze kleren te drogen en om onze kamer een beetje op temperatuur te krijgen. Als ik vervolgens even op bed ga liggen is het meteen over en uit, de krachttoer van vandaag heeft schijnbaar veel energie gekost. Na mijn welverdiende rust wordt het tijd voor wat eet- en drinkbaars zodat wij de inwendige mens versterken kunnen. Ergens onderweg komen wij in gesprek met een politieman en die weet ons te vertellen dat gisteren na ons vertrek in Pang meer dan een meter sneeuw is gevallen en op dit moment daar alles vastzit. Hij waarschuwt ons ook voor de weg richting Manali over de Rohtang Pas, hier zouden veel steenlawines op de weg liggen. De bergen rondom Keylong waren tot gisteren groen en nu zijn ze er wit uit en dat is ook voor de plaatselijke bevolking in juli ongebruikelijk. Op de terugweg kopen wij wat nieuwe spullen voor mij en realiseren ons dat vooral ik vandaag ontzettend veel geluk heb gehad.
Woensdag 6 juli
De day after, bekomen van de schrik maar wel nog een behoorlijke portie spierpijn. De klim naar de “vrijheid” heeft fysiek zijn tol geëist, het jarenlang rennen door bos en hei is in elk geval niet voor niets geweest. Het weer wordt er niet beter op, het regent zo ongeveer de hele dag. Tot overmaat van ramp is het duidelijk zichtbaar dat de sneeuwgrens aan het zakken is, als het zo doorgaat zitten wij morgen of zo in de sneeuw. Als we de geruchten mogen geloven is in Pang gisteren een meter sneeuw gevallen, even jullie geheugen opfrissen, Pang is de plaats die eigenlijk alleen maar uit tenten bestaat. De mensen die daar zijn gestrand zijn niet te benijden, waarschijnlijk is er slechts een proviandvoorraad voor enkele dagen. Onze situatie komt op het volgende neer; achter ons een aardverschuiving, voor ons een geblokkeerde Rothang-pas en tot slot boven ons een dreigend pak sneeuw. De realiteit in de ogen kijkende zullen we ons maar opmaken voor een verblijf van enkele dagen in Kyelang, maar klagen hoor je ons niet, wij zitten zo slecht nog niet. Bovendien zijn wij niet de enigen die gestrand zijn, in het dorp zijn meer mensen die op de een of andere manier proberen verder te komen. Om de verveling een klein beetje te doden hebben wij zelfs speelkaarten gekocht, vreemd genoeg zijn het nagenoeg dezelfde speelkaarten als thuis. Tijdens het avondeten treffen we een Franse familie die ook in ons hotel is gestrand. Het gezin bestaat uit, vader, moeder en drie kinderen waarvan een zoon geen zoon is. Vreemd, dat klopt, ik zal het proberen uit te leggen. De derde zoon is eigenlijk de schoonzoon, alleen is hij geen schoonzoon meer, gewoon gedumpt door de dochter. Maar zijn voormalige schoonouders vonden hun ex- schoonzoon aardiger dan hun dochter dus mocht hij mee op vakantie. Waar hun dochter was zijn we niet echt achter gekomen, waarschijnlijk ergens in Frankrijk aan het studeren of zoiets. Hadden wij gisteren nog stroom voor onze stralingskacheltjes vandaag hebben wij helemaal niets meer, vanaf nu moeten we het met kaarsen en houtskool doen. Er zit niets op dan vroeg naar bed te gaan en af te wachten wat de dag van morgen ons brengt.
Donderdag 7 juli
Om 6:00 uur wordt er op de deur geklopt, iemand brengt een emmer met warm water. O ja, dat was ik vergeten, het hotel waar wij logeren heeft geen aggregaat, dus krijgen we speciaal op houtvuur bereid warm water gebracht. Wel een beetje vroeg, maar goed je kunt niet alles hebben. Ergens rond 8:00 uur staan wij op en gaan op zoek naar warme black tea, terloops informeren wij naar de allerlaatste stand van zaken. Een beetje naïef van ons, hadden wij eigenlijk beter moeten weten, er is uiteraard ook geen telefoon. We moeten het dus hebben van de tamtam en rooksignalen, maar helaas brengen die ook geen goed nieuws, we zullen dus nog enkele dagen moeten wachten op de dingen die gaan komen. Voor de rest is het een lange dag, die vooral met nietsdoen wordt doorgebracht. Voor de broodnodige afwisseling gaan wij vanavond ergens anders eten, in ons hotel is het maar een koude en tochtige bedoening met houtskool en kaarslicht. Een andere eetgelegenheid is snel gevonden en tot onze grote verbazing hebben ze hier wel een aggregaat, bovendien is het eten hier uitstekend. In het restaurant komen we een oude bekende uit Kargil tegen, later op de avond komt ze zelfs informeren hoe het ons de laatste dagen is vergaan. Haar naam ben ik helaas vergeten, onze een “beetje” vreemde dame blijkt uit Denemarken te komen en reist in haar eentje per bus door India. Zo snel als ze kwam was ze ook weer weg, ook van deze ontmoeting zijn wij niet veel wijzer geworden, later zullen wij haar nog een keer tegenkomen wordt dus vervolgd. Voor ons zit de dag er weer op.
Vrijdag 8 juli
Vandaag over twee weken moeten wij weer in Delhi zijn, de laatste berichten zijn hoopvol, waarschijnlijk kunnen we morgen richting Rohtang-pas vertrekken. Het volgende goede nieuws is dat het weer vandaag aanzienlijk beter is, een beetje zon doet wonderen dus de wereld ziet er weer een beetje vrolijker uit. De rest van de ochtend hebben wij ons iets met de Duitse Herr Doctor verteld, zijn drager vertelde ons dat hij graag met Herr Doctor aangesproken wil worden. Naar ons toe deed hij redelijk normaal en vertelde ronduit over zijn trekking door de Himalaya. Verder wist hij ons te vertellen dat ergens in de jaren 70 op de Zoji La-pas op een hoogte van 3529 meter, ongeveer 200 mensen om het leven waren gekomen, oorzaak van dit alles was het veel te vroeg invallen van de winter. Volgens de verhalen zou er in een keer vijf meter sneeuw gevallen zijn, de meeste van de omgekomen chauffeurs heeft men pas het volgende voorjaar gevonden. Ook wij zijn de Zoji La (3528 mtr.) nog lang niet vergeten, niet zijn hoogte is het probleem -in vergelijking met de Khardung La (5602 mtr.) stelt het allemaal niet veel voor. Nee, het grote probleem is het tweede gedeelte van de Zoji La, daar waar het “asfalt” stopt. Dit tweede gedeelte is een grote zandbak met behoorlijk steile stukken, ik moet er niet aan denken dat je op zo´n steil stuk stil komt te staan. Al met al vond ik in elk geval de Zoji La de moeilijkste pas die ik ooit gereden heb. De Khardung La mag dan wel de hoogste pas ter wereld zijn maar is zeker niet de moeilijkste. Als wij die middag op het dak van het hotel zitten hebben wij goed zicht op de voortgang van de werkzaamheden, men is drukdoende met het opruimen van de ravage van de aardverschuivingen. Dit werk is niet geheel ongevaarlijk, de mensen die aan het opruimen zijn moeten herhaaldelijk voor hun leven rennen als er weer een lading losse stenen naar beneden komt. Op enig moment worden de werkzaamheden gestaakt, eerst moet het probleem van de vallende stenen opgelost worden. Nou daar doen ze hier niet moeilijk over, er worden gewoon enkele ladingen dynamiet in de berg geplaatst. Na een fikse doffe knal komt alles wat los zit naar beneden, in eerste instantie maakt dit de puinhoop alleen maar groter, maar nu kan er in elk geval redelijk veilig gewerkt worden. Nu moet je je van de term veilig werken in India niet te veel voorstellen, de Hindoes hebben niet voor niets zo veel goden, er is je altijd wel eentje goed gezind! Als een uur later een bulldozer op het strijdtoneel verschijnt, hebben wij er het volste vertrouwen in dat wij morgen onze weg vervolgen kunnen, alhoewel? Eigenlijk moeten wij de andere kant op, het wordt dus de hoogste tijd dat wij nog eens gaan informeren hoe het met de werkzaamheden richting Rothang-pas gesteld is. Goed nieuws, morgen is de weg voor small vehicles vrij. Ergens laat in de namiddag komen zes Honda motoren vanuit Manali in Kyelang aan, hoewel zij er zwaargehavend uitzien betekent dit dat ons morgen niemand meer tegen kan houden. We besluiten om voor het avondeten onze spullen in te pakken zodat wij morgenvroeg kunnen vertrekken. Omdat ik tijdens mijn val nogal wat spullen kwijt ben geraakt moeten we gaan shoppen, op mijn verlanglijstje staat o.a. een nieuw horloge. Omdat ik een waardige vervanger voor mijn verloren Breitling B1 horloge zoek zal dit geen eenvoudige opgave worden, maar ook nu weer wint de aanhouder. Na wat speurwerk vind ik een waardige vervanger, merk onbekend maar voor 50 roepie´s (€ 1) ben ik de man. Ik kan nu al verklappen dat dit een uitstekende investering was, vandaag 13 november 2005 tijdens het uitwerken van dit reisverslag loopt mijn nieuwe aanwinst nog steeds.
Zaterdag 9 juli
Op naar onze laatste hindernis, laat ik voorzichtig zijn, op naar waarschijnlijk onze laatste hindernis. In India weet je immers nooit wat je te wachten staat. Voor de hoogte hoef je de Rothang-pas niet te laten, met zijn 3975 meter hoort hij in de Himalaya tot de kleintjes. Voordat wij Kyelang verlaten moeten wij eerst afscheid nemen van enkele personen die wij waarschijnlijk nooit meer terug zullen zien. Als eerste is daar Herr Doctor, onze Duitse vriend die te voet door de Himalaya zijn weg zoekt, als tweede is daar onze vriendelijke Nepalese gids van wie wij nog een visitekaartje krijgen voor het geval wij het ook een keer in ons hoofd halen om de motoren in te ruilen voor een paar wandelschoenen en dan als laatste het sympathieke Franse gezin met hun zoon die geen zoon is. Het is inmiddels 10:00 uur als wij onze motoren starten en het richting Rothang-pas gaat. Niet dat we de ijdele hoop hadden dat wij ongeschonden in Manali zouden aankomen maar zo snel hadden wij de eerste problemen niet verwacht. Er zijn de afgelopen nacht schijnbaar nogal wat stenen naar beneden gekomen, enkele grote exemplaren liggen nog midden op de weg. Gelukkig behoort hier tot de standaarduitrusting van elke vrachtauto materiaal om keien aan de kant te rollen. Met buizen, breekijzers en veel mankracht is de weg weer snel vrij. Wat heet vrij, voor motoren is het wel te doen de rest zal nog enige tijd door moeten werken voordat zij verder kunnen. Onderweg worden wij nogmaals met de neus op de feiten gedrukt, overal langs en op de weg zijn nog voldoende getuigen van het natuurgeweld zichtbaar. Al dit geweld heeft ook een groot voordeel, onze vrienden de TATA´s lijken van de aardbodem verdwenen, zo kunnen wij in alle rust van het natuurschoon genieten. Na enige tijd komen we op een plek waar alles weer stil staat. Waarom, vrij eenvoudig, zo net is er een brug weggespoeld. Met de motoren kunnen we om alles heen en een kijkje nemen op de onheils plek. Gelukkig is de bergrivier ter plaatste niet zo diep, moet met de motor te doen zijn. Wie onze eerdere reisverslagen gelezen heeft weet dat ik als een stekker baal van dit soort grapjes, gelukkig is dit een specialiteit van Wim. Even een tactisch overleg waar de beste plaats is om over te steken en dan gas erop en zorgen dat je zonder kleerscheuren aan de overkant komt. Bijna was het mij gelukt, totdat ik een Enfield met hierop een Japanner tegenkwam. De vraag wat een Japanner in de Himalaya op een Enfield doet heb ik mij ook gesteld, maar helaas kon ik geen antwoord bedenken. Dit was allemaal niet zo interessant geweest als wij niet met onze metalen koffers tegen elkaar waren gereden, daar stonden we dan in de blubber naast elkaar en keken ons verwijtend aan. Over de schuldvraag hebben we maar niet moeilijk gedaan. We hadden hetzelfde probleem; hoe komen we zo snel mogelijk uit deze modderpoel. Met wat hulp van omstanders waar er immers genoeg van waren, kwam mijn motor toch weer redelijk snel in beweging, daarna was het een kwestie van gas geven om zo snel mogelijk weer op de “verharde” weg te komen. Over de schuldvraag in deze toch nog een kleine opmerking, of je het gelooft of niet maar mijn Japanse “vriend” reed op teenslippers. Wie rijdt er nu in de Himalaya in deze blubber op teenslippers?! Wellicht had de hij een weddenschap afgesloten “op teenslippers de wereld rond”. Helaas kon ik hem dat niet vragen, inmiddels was ook hij aan de overkant gekomen, de andere overkant kant wel te verstaan. Inmiddels had ik Wim in de mensenmassa weer gevonden, hoogste tijd voor een zelfgemaakte Nederlandse sigaret. Omdat het hier best gezellig was besloten we toch even te blijven om van het schouwspel te genieten. Eigenlijk waren wij benieuwd hoe onze Duitse vrienden het zouden doen, je weet wel die uit Kyelang. Nou, daar hoefden we niet lang op te wachten. Daar kwamen ze dan op hun gepoetste motoren gevolgd door hun volgwagen gevuld met bagage, reserve-onderdelen en monteur. Jammer genoeg strandde geen van de drie in de blubber, alleen hun volgwagen bleef hangen. Hoewel het een behoorlijke jeep was kon hij niet op eigen kracht uit deze puinhoop komen, uiteindelijk moest er een tractor van een plaatselijke boer aan te pas komen. De boer had de dag van zijn leven, voor het sleepwerk liet hij zich goed betalen en dan te bedenken dat de jeep niet het enige voertuig was dat in de blubber bleef vastzitten. Na ons sigaretje en wat gebabbel met de Duitsers ging onze reis verder richting Manali. Na de top van de Rothang-pas volgt de afdaling via de talloze haarspeldbochten, een leuke bijkomstigheid is dat we eindelijk weer eens echt asfalt onder de wielen hebben. Tijdens onze afdaling komen wij nogal wat dode paarden en koeien op de weg tegen, waarschijnlijk zijn deze dieren door steenlawines meegesleurd, al met al een lugubere aanblik. Als wij in Manali aankomen gaan wij op zoek naar een passend hotel, wij zijn toe aan stromend warm water, een echt bed en eventueel een gekoeld bier. Als wij ergens langs de weg staan om ons een beetje te oriënteren komt daar uit het niets een Enfield met daarop twee Europeanen of zoiets. Als wij op zoek naar een kamer waren dan wisten zij wel een geschikte plek voor ons. Vanaf nu begint een dollemansrit door Manali, niet dat wij zo´n rustige rijders zijn, nee dat zeker niet, maar hier moeten alle hens aan dek. Als de rust wederkeert zijn wij ergens in oud Manali aangekomen, hier zouden de beste hotels van heel Manali liggen en je snapt het al, wij hadden het geluk om bij het allerbeste hotel te zijn aangekomen. Na een korte inspectie kwamen wij tot een andere conclusie, hier slapen, nee, dan liever te voet terug naar Kyelang. Gelukkig is Manali nogal ingesteld op toeristen, een geschikt hotel was dus snel gevonden. Na een warme welverdiende douche is het de hoogste tijd om te gaan genieten van de geneugten van het leven, een goede maaltijd, koud pils en vrouwen maar op dit laatste moeten wij helaas nog pakweg twee weken wachten.
Zondag 10 juli
Na een voortreffelijke nachtrust en een sober ontbijt gaat het richting stad. Wat ons gisteren al opviel was dat het letterlijk en figuurlijk stikt van de Enfields, je ziet ze in alle soorten en kleuren, dit geldt trouwens ook voor de figuren die erop zitten. Dit zijn veelal jongeren die waarschijnlijk voor weinig geld een Enfield gekocht hebben en hiermee Manali onveilig maken. We hoeven niet lang te wachten voordat de volgende verrassing zich aandient, ergens op de hoek van een straat is er een bruiloft. Zijn de vrouwen in India normaal al kleurrijk gekleed vandaag doen ze er nog een schepje bovenop, dansend en muziek makend staan ze met z´n allen om het bruidspaar. Voor ons een ideale kans om een foto maken, nou bij een blijft het niet, het bruidspaar is bijzonder fotogeniek. Als wij die middag van onze welverdiende rust aan het genieten zijn komt daar opeens onze vreemde dame uit Denemarken voorbij gelopen, dit is de zoveelste keer dat onze wegen elkaar kruisen. Als zij niet op fluitsignalen reageert besluit ik om haar achterna te lopen, als ik haar vervolgens aanspreek is zij zeer geïrriteerd. Het duurt even voordat ze mij herkend, vervolgens kan er zelfs een glimlach vanaf en neemt ze mijn uitnodiging aan om iets in ons hotel te komen drinken. Het wordt dus toch nog gezellig, hoewel we niet veel wijzer worden van onze vreemde dame. Na een half uur nemen we afscheid van elkaar, dit was de laatste keer dat wij elkaar zouden zien. Als wij later nog eens de stad ingaan, komen we wel bij een bijzonder vreemd gebouw uit, het lijkt een beetje op een overdekte picknickplaats, alleen de betegelde glijbaan kunnen we niet goed plaatsen. Na grondige bestudering komen we tot onze verbijstering tot de conclusie dat het om een crematieplaats gaat, we krijgen er een beetje rode oortjes van. De barbecue is een rooster waar de overledenen op komen te liggen en de glijbaan die in de rivier uitkomt, is voor de crematieresten. Opeens heeft deze plek iets afschrikwekkends en lijkt het ons verstandig ons heil ergens anders te zoeken.
Maandag 11 juli
Vandaag gaan we eerst maar eens op zoek naar de plaatselijke smid, het bagagerek van Wim zijn motor hebben we onlangs met wat draad provisorisch gerepareerd, het wordt tijd voor een vakkundige reparatie. Ergens verstopt een hoekje vinden we de plaatselijke smid, ziet er overigens keurig netjes uit, zelfs een elektrisch lasapparaat is aanwezig. In de loop van de middag hebben wij een bezoek gebracht aan het plaatselijke natuurpark, nou dat hadden we snel gezien. Gelukkig was de entree vrij, anders was het ook nog zonde van het geld geweest. In het park waren twee vrouwen met een behoorlijk primitieve zaag een boom in de lengte aan het doorzagen. Een typische klus voor mannen zou je denken, in India denken ze daar duidelijk anders over. Toen we enkele foto´s wilden maken leverde dat nogal wat problemen op, de dames wilden per se niet op de foto. Hoewel we normaal nooit geld geven voor het maken van foto´s hebben wij deze keer een uitzondering gemaakt, voor 50 roepies hebben we toch enkele mooie foto´s gemaakt, of niet soms? Er dienen zich op de korte termijn twee problemen aan, als eerste wordt het weer steeds dreigender want alles duidt op regen, het tweede probleem zo niet ons grootste probleem is dat onze shag op is. Maar dit alles werd ruimschoots goedgemaakt door de voorspellingen van een handlezer, hij voorspelde mij een lang (pakweg 104 jaar) en gezond (groot en gezond hart) leven.
Donderdag 12 juli
Laatste dag in Manali, het is goed geweest, het wordt weer tijd voor actie. Een ding moeten wij zeker niet vergeten voordat wij vertrekken, daar is nog onze sympathieke Indiase dame. Vanaf onze aankomst is zij vriendelijk tegen ons en kan er altijd een vriendelijke glimlach af als zij ons tegenkomt. Vandaag staat ze in de keuken, mijn verzoek of ik een foto van haar mag maken wordt vriendelijk afgewezen. Maar zo snel geven wij Nederlanders niet op, uiteindelijk krijg ik haar zover dat ze naar buiten komt om met mij samen op de foto te gaan. Nu kunnen we met een gerust hart vertrekken, als wij dit doen worden wij nog door onze charmante dame uitgezwaaid, wie had dat gedacht? Vandaag gaat onze reis naar Mandi. De wegen zijn aanzienlijk beter dan dat we de laatste weken gewend zijn, er zijn zelfs weer witte strepen op en langs de weg. Onze voorspelling van gisteren komt uit, regelmatig moeten wij ons verkleden, het is regenpak aan regenpak uit, de laaghangende bewolking doet de rest. Alsof dit allemaal niet genoeg is krijg ik op enig moment mijn Enfield niet meer in de derde en vierde versnelling. Groot kan het probleem niet zijn want met de handel voor het vrij schakelen lukt het wel. Een ding is zeker voor vandaag red ik het wel, voor de lange termijn zullen wij de gearspring moeten vervangen. Als wij later op de dag langs een Enfield werkplaats komen is onze keuze snel gemaakt, een kleine testrit bevestigt ons vermoeden; het is inderdaad de gearspring. Gewapend met een grote schroevendraaier en wat sleutels wordt het deksel van de versnellingsbak verwijderd, voordat wij het goed in de gaten hebben ligt de hele handel op straat. In hetzelfde tempo wordt de nieuwe veer gemonteerd en de boel weer in elkaar gedraaid, alles bij elkaar heeft het niet meer dan 15 minuten geduurd. Voor de prijs hoefden wij het ook niet te laten, voor 100 roepies inclusief materiaal ben ik snel en prima geholpen. Als wij in Mandi aankomen, besluiten wij door te rijden naar Rewalzer, hier zou volgens onze Franse vrienden uit Kyelang een klooster met slaapplaatsen zijn. Vanuit Mandi slingert een smalle weg door een schitterend landschap, de enige spelbreker is de regen, toch stoppen wij af en toe om zo goed als gaat te genieten van de omgeving. Ergens rond 17:00 uur komen we op de plaats van bestemming aan, het klooster is snel gevonden en een slaapplaats is ook geen probleem. De prijs is ook redelijk, voor 100 roepies zijn we onder de pannen. Meer als onder de pannen is het in dit geval ook niet, het is zo ongeveer de slechtste kamer die wij in al die jaren van reizen tegen zijn gekomen. Ik zal niet te proberen om de kamer te beschrijven want jullie zouden mij ongetwijfeld toch niet geloven, waarschijnlijk zijn deze kamers in het verleden isoleercellen van kloosterlingen geweest, de rest laat ik aan jullie fantasie over. Tussen de regenbuien door proberen wij een indruk van Rewalzer te krijgen, eigenlijk is het een bijzonder charmante plaats en kan ik iedereen die in deze buurt komt aanraden om een bezoekje te brengen. Laat jullie niet afschrikken door onze slaapplaats, tijdens onze wandeling komen wij erachter dat er meerdere hotels zijn en ons “hotel” is simpelweg het slechtste en dat met stip. Er is schijnbaar in het klooster de mogelijkheid om als gast een gebedsdienst bij te wonen, de eerste de beste monnik die wij hierop aanspreken geeft aan dat dit geen probleem is, morgenvroeg om 6:00 uur zijn wij welkom.
Vrijdag 13 juli
Om 5:30 uur loopt de wekker af, eigenlijk is dit wel akelig vroeg. Wat meteen opvalt, is dat wij vannacht uitstekend geslapen hebben dit ondanks het slechte “bed”. De monniken worden door een gong wakker gemaakt, hoe sneller de gongslagen elkaar opvolgen hoe minder ruimte er overblijft om op tijd te zijn. Ik heb niet de indruk dat het een strenge orde is, alles gaat wel heel erg rustig en gemoedelijk en op te laat komen staat duidelijk geen straf. Tijdens de gebedsdienst is duidelijk te zien dat sommige monniken last hebben van menselijke tekortkomingen, de ene zit de slaap nog uit zijn ogen te wrijven terwijl de andere de binnenkant van zijn neus aan een grondige inspectie aan het onderwerpen is. Er zijn ook monniken die last van grotere zonden hebben, sommige slaan een aantal van de uitgereikte gebedsbladen over zodat zij eerder klaar zijn. Maar de abt kende schijnbaar zijn pappenheimers en verstrekt de afvallige monniken enkele extra gebedsbladen, al met al dus ook maar gewoon mensenwerk. Al dat bidden heeft niet geholpen want als wij buiten komen regent het nog steeds, de strategie voor vandaag is duidelijk “inpakken en wegwezen”. Om te beginnen gaat het binnendoor naar Sundarnagar, vanaf hier volgen wij weer de oude route die ons naar Shimla brengt. De weg naar Shimla is verder geen probleem, de weg is zelfs van uitstekende kwaliteit. De kilometeraanduiding richting Shimla is op zijn Indisch, dus chaotisch. Als je denkt dat je er bijna bent volgt een volgend bord en dat geeft beduidend meer kilometers aan dan het vorige bord. Zo gebeurt het dat wij over de laatste 20 km. meer dan een uur doen, uiteindelijk komt er zelfs nog het regenpak aan te pas. Tenslotte wordt ons geduld beloond, in de verte wordt Shimla zichtbaar. De stad is gebouwd tegen de helling van een berg, van veraf ziet het uit als een geweldige mierenhoop. Het is er een drukte van jewelste, er zijn zelfs politieagenten die het verkeer regelen, dit is toch zeker een ongekende weelde voor India. In die drukte gaan wij op zoek naar een passend hotel, het probleem is altijd dat er ook een geschikte plek voor de motoren moet zijn. Al zoekende komt er ’n figuur op ons af die wel raad weet, achter op mijn motor zal hij ons de weg wijzen naar een passend hotel. Voordat wij het weten zijn wij Shimla weer uit en gaat het stevig bergop, het laatste stukje bergop is zo steil dat mijn Enfield er geen zin meer in heeft. Het achterwiel begint door te slippen en als zelfs zigzaggen niet meer helpt slaat mijn motor af. Vervolgens kan ik met de remmen de motor niet meer op zijn plaats houden, als ik hem voorzichtig achteruit laat rollen kan ik Wim zijn motor niet meer ontwijken en komt hij ook stil te staan. Wij zijn het er snel over eens dat dit geen doen is. Geen probleem; onze speciale vriend weet wel een ander hotel. Om te beginnen rijden wij een stuk terug, gelukkig is dit alleen maar bergaf. Het hotel waar wij vervolgens aankomen ziet er keurig netjes uit. De prijs en de kamer zijn ook geen probleem. Onze “bijrijder” wilt opeens een vergoeding voor zijn goede raad maar wat ons betreft is dit duidelijk niet de bedoeling. Het kost ons enige moeite om van onze “bijrijder” af te komen, uiteindelijk lukt ons dat en moet hij zonder zakgeld het slagveld verlaten. Maar voordat hij het helemaal opgeeft belt hij nog een laatste keer via de receptie. Hoewel hij aan de telefoon nogmaals probeert uit te leggen dat hij vindt dat hij recht heeft op provisie moet hij onverrichter zake naar huis gaan. Voor diegene die denkt waarom doen jullie zo moeilijk de volgende uitleg: Dit soort mensen doet niets anders dan toeristen naar hotels loodsen waar zij voor elke toerist die zij brengen een bepaalde provisie krijgen, vervolgens probeert hij van ons dus ook nog honderd of meer roepies te krijgen. Nu gaat het niet zo zeer om die honderd (of meer) roepies maar om het principe, we laten ons simpelweg niet besodemieteren. Als wij ons bij de receptie inschrijven vraagt de man aan de receptie of wij al vaker in India zijn geweest, hem is schijnbaar het spel met onze “bijrijder” niet ontgaan. De rest van de avond verloopt redelijk rustig, waarschijnlijk zijn wij de enige gasten in het hotel.
Donderdag 14 juli
Na het ontbijt is het tijd voor een wandeling, we gaan naar het centrum van Shimla. Het bovenste gedeelte is een grote bazaar, zoals gebruikelijk is er alles te koop. Opvallend zijn de steile en korte wegen, gelukkig zijn hier alleen maar voetgangers. Na een uurtje begint het te regenen en zo te zien komt hier voorlopig ook geen eind aan, klinkt misschien een beetje vreemd maar we hebben twee paraplus gekocht. Het lijkt wel een wolkbreuk, binnen de kortste tijd staan de straten blank en lopen de open riolen over. Shimla is in diverse opzichten een bijzondere stad, om te beginnen is het op straat voor Indiase begrippen extreem schoon. En alsof dit niet voldoende is is spugen op straat verboden, er staat zelfs een boete van 500 roepies op. Ook wat het rookverbod betreft zijn ze niet misselijk, in het openbaar en in de meeste restaurants is roken verboden. Het is goed te merken dat Shimla leeft van het toerisme. Veel restaurants zijn ingericht volgens Europese normen en zelfs de menukaarten zien er keurig netjes uit. Al met al zorgen deze maatregelen ervoor dat Shimla een aangename plek is om te vertoeven, maar dan moet het wel droog zijn. Na de zoveelste regenbui hebben wij er schoon genoeg van en gaan terug naar het hotel. Tussen de buien door hebben wij onze motoren gecontroleerd, alles ziet er nog keurig netjes uit.
Vrijdag 15 juli
Vanmorgen in zak en as en vanavond op een balkon in de zon met een gekoeld flesje bier. Hoe komt dat zo? Het heeft vannacht de hele nacht geregend, toen wij vertrokken was het al niet veel beter. Tot overmaat van ramp wilde de motor van Wim vanmorgen niet starten en na enig sleutelwerk was het ons duidelijk dat wij deskundige hulp nodig hadden. Wim is toen op mijn motor richting stad vertrokken, op zoek naar een Enfield werkplaats. Een uur later kwam
hij terug, echter geen monteur achterop. Hij had wel een werkplaats gevonden maar die hadden geen tijd, wel kreeg hij het advies mee dat hij alle schakelaars goed droog moest maken. Gezien het slechte weer en de kwaliteit van het Indische schakelmateriaal zou dit inderdaad wel eens de oorzaak van ons probleem kunnen zijn. Nadat wij alles grondig gedroogd hadden wilde tot onze grote verbazing de Enfield zelfs starten. In het begin pruttelde hij nog wat maar al snel kwam weer het bekende geluid uit de uitlaat. Tegen beter weten in vetrokken we richting…? Tja dat wisten wij eigenlijk zelf niet zo precies, we zouden wel zien hoe ver wij vandaag zouden komen. Toen wij Solan gepasseerd waren gingen we op zoek naar de afslag die ons naar Nahan zou brengen. Een beetje vreemde weg, voor alle zekerheid maar een keer gevraagd, altijd rechtdoor en dan linksaf. Toen we de afslag gevonden hadden regende het nog steeds, hoe smaller de weg naar Hanan werd hoe harder het begon te regenen, dit voorspelde niet veel goeds. Toen we nog ongeveer 75 km van Nahan verwijderd waren begonnen we langzaam maar zeker te twijfelen, was Hanan wel een goede keuze? Maar als zo vaak keerde ook vandaag het tij, het stopte met regenen, sterker nog de zon begon te schijnen. Ergens rond 18:00 uur kwamen wij op de plaats van bestemming aan, een hotel was snel gevonden. Nu we dan op het balkon van het hotel van ons welverdiend flesje bier genieten hebben wij een schitterend uitzicht over de laagvlakte van India, maar na vandaag zullen wij definitief afscheid nemen van de Himalaya en zijn uitlopers. Omdat ons hotel van twijfelachtige kwaliteit is besluiten we om voor ons avondeten de “stad” in te gaan en na lang zoeken vinden wij waarschijnlijk het enige restaurant in Naham. Gelukkig heeft het zoeken zich geloond en kunnen wij de inwendige mens sterken. Terug op onze kamer worden we welkom geheten door een compleet bataljon muggen, gewapend met van alles en nog wat proberen wij er zoveel mogelijk op te ruimen. De dag van morgen zal ons leren in hoeverre ons dit gelukt is.
Zaterdag 16 juli
Hoe kan het ook anders, de dag begint met regen. Voordat we verder gaan eerst het ochtendritueel, black tea. Nadat wij twee keer nadrukkelijk black tea hebben besteld krijgen wij twee keer achter elkaar thee met melk, het wordt tijd voor actie. In de keuken volgen enkele korte maar duidelijke aanwijzingen, ogen vol ongeloof bereiden vervolgens black tea. Vreemd genoeg is in bepaalde delen van India black tea een onbekend fenomeen, in Naham na vandaag in elk geval niet meer. Vlug nog enkele foto’s maken van het indrukwekkende cricketveld dat in midden van dit stadje ligt, vooral de gietijzeren zitbanken doen het goed op de foto. De weg van Naham naar Dera Dhun is van uitstekende kwaliteit, een nadeel is dat het steeds drukker op de weg wordt, voorbij is de rust van de laatste weken. Dera Dhun is een drukke stad, vooral fietsers en scooters doen het hier goed. Daar rijden we dan, met onze te brede bagagerekken in te drukke en te smalle staatjes. Het kan dus niet uitblijven dat wij zo hier en daar met ons bagagerek ergens tegenaan rijden, of hun tegen ons, zo precies weten wij dat niet meer. Een geluk is dat ze hier wel wat gewend zijn, niemand kijkt hier vreemd op als die door het een of ander geraakt wordt. Een hotel is snel gevonden, er is alleen wat gedonder met een parkeerwachter. Als ik buiten op Wim sta te wachten word ik vriendelijk doch dringend gevraagd om onze motoren ergens anders te parkeren. Als ik daar niet op reageer wordt het kereltje pisnijdig. Achteraf blijkt dat hij bang is dat op het witte marmer voor het hotel olievlekken komen, na een discussie krijgen we een parkeerplaats aan de overkant aangeboden. De stad zelf is een van de vele, niets bijzonders dus. Wat ons wel opvalt, is dat ze de bazaar grondig aan het renoveren zijn, dit gaat echter iets anders dan bij ons. Door het steeds maar aanbouwen zijn de steegjes zo smal geworden dat er geen doorkomen meer aan is. Het is goed te zien dat er aan de voorkant van elke winkel een meter of drie afgebroken is, het gevolg hiervan is dat de winkels aan de voorkant open zijn. Het afbreken gebeurt door de gemeente of zoiets, de boel weer “glasdicht” maken moet iedereen zich maar zelf uitzoeken. Al met al ziet het er dus een beetje chaotisch uit, maar daar kijkt in India zoals gebruikelijk niemand vreemd van op. Dat in India meer dingen aan het veranderen zijn is op verschillende plaatsen duidelijk zichtbaar, vandaag zagen wij tot onze grote verbazing een vrouw in de bar van het hotel. Niets bijzonders voor Europese begrippen, maar een kleine revolutie voor Indiase begrippen.
Zondag 17 juli
Vandaag gaan we naar Najibabad, deze stad hebben we tijdens het eerste deel van onze reis ook al bezocht dus het wordt vandaag een thuiswedstrijd. Bij het eerste verkeerslicht rechtsaf en dan altijd rechtdoor, maar zo simpel is het niet. Om te beginnen moeten wij onze regenkleding aantrekken, gelukkig blijft de schade beperkt tot enkele plaatselijke buien. Als de regenpakken weer uit zijn laat de volgende verrassing niet lang op zich wachten, daar zijn ze weer de rivieren zonder bruggen. Tot overmaat van ramp zijn vandaag de rivieren door de overvloedige regenval van de laatste weken goed gevuld, dit betekent dus dat wij er niet zonder natte voeten vanaf komen. Op enig moment hoor ik achter mij een bekend geluid dat wordt veroorzaakt door mijn uitlaat die vol water dreigt te lopen. Om te voorkomen dat mijn Enfield afslaat en ik vervolgens ergens midden in de rivierbedding moet afstappen, blijft er maar een oplossing over en dat is gas geven. Gelukkig staan er langs de kant kinderen die aangeven waar het ondiep is en zo kan het gebeuren dat ik (wij) toch nog zonder af te stappen de overkant halen. De rest van de weg naar Najibabad levert geen problemen op.
Maandag 18 juli
Het is de bedoeling dat wij vandaag naar Rothak gaan, maar door allerlei omstandigheden moeten we Rothak een dag uitstellen. Schuld aan dit alles is een landkaart die niet klopt en een stuk weg van pakweg 25 km dat slecht tot zeer slecht is. Ondanks dat wij in India vaker slechte wegen hebben gehad is dit er een voor de top 3. Een geluk bij een ongeluk is dat het vandaag niet regent anders was de ramp niet te overzien geweest. Als wij rond 16:00 uur in Panipat arriveren, moeten wij kiezen, of hier overnachten of doorrijden naar Rothak. Omdat we toch nog voldoende dagen over hebben kiezen we voor wijsheid en gaan op zoek naar een hotel. Ons onderkomen voor deze nacht ligt direct naast de NH 1, deze weg gaat rechtstreeks naar Delhi. Een van de redenen waarom wij via Rothak naar Delhi rijden is dat wij deze snelweg liever willen vermijden, daar deze berucht is om zijn vele ongelukken met dodelijke afloop. Wij kunnen vanuit onze hotelkamer ruimschoots genieten van de stuurmanskunsten van de doorsnee Indiër, we zijn het er snel over eens, het ommetje via Rothak is een verstandig alternatief.
Dinsdag 19 juli
Het is 6:00 uur in de ochtend als we wakker worden van iets dat ons bekend in de oren klinkt, het meer dan bekende getoeter van al die Indiërs die autorijden met een voet op het gas en een hand op de claxon. Het was ons gisteren al opgevallen, dat vreemde ding op onze hotelkamer. Wie heeft er nu een dienblad met ingebouwde waterkoker, hoogste tijd om dat ding uit te proberen. Onze argwaan verdwijnt snel als er kokend water uitkomt, dus tijd voor onze ochtendthee. Vandaag begint onze laatste motor dag, van de ene kant jammer en van de andere kant blij dat we het er weer zonder kleerscheuren vanaf hebben gebracht. Laten we niet te vroeg juichen, uit ervaring weten we dat de laatste kilometers naar Delhi niet de eenvoudigste zijn. Als eerste gaat het via een vrij rustige weg naar Rothak, vervolgens linksaf richting Delhi. Tot de eerste stop is het nog vrij rustig op de weg, zelfs de Nomaden die met hun hebben en houden naast de weg lopen zien er redelijk ontspannen uit. Hierna gaat voor ons de lol er langzaam maar zeker vanaf, het is weer alle hens aan dek om de Enfields onbeschadigd door het verkeer te loodsen. Op enig moment krijgt de motor van Wim het benauwd, na enige stampwerk op de Kickstarter wil hij weer aan de praat, hoogste tijd voor een pauze zowel voor ons als de Enfields. Als we ergens onder een grote boom onze gekoelde cola zitten te drinken kijken wij voor de zoveelste keer naar de verkeerschaos op de Indiase wegen. Nu hebben wij toch al wat jaren door India gereisd, maar wennen zal dit nooit. Maar goed, na twee cola en evenveel sigaretten zijn wij klaar voor de laatste ronde. Jammer dat ik mijn GPS kwijt ben nu zit er niets anders op dan die overvriendelijke Indiërs de weg te vragen. Ze zijn soms zo vriendelijk dat ze uit beleefdheid niet durven te zeggen dat ze de weg niet weten. Vandaag hebben wij geluk, we treffen het, een vriendelijke Indiër die de weg wel weet. Het is 14:00 uur als wij onze Enfields bij Lali voor de deur parkeren. Met Lali is het altijd goed zaken doen, ook nu, controle van de motoren en afrekenen kan morgen. Ook het verzoek om een ander hotel te regelen is geen probleem, even naar de prijsklasse vragen en de rest is zo geregeld. Ons nieuw onderkomen, het Hotel City Castle, is niets bijzonders maar het is wel schoon en met een airco die werkt. We worden meer dan vriendelijk ontvangen, dit heeft alles te maken met onze bagage. Men gaat ervan uit dat er zaken inzitten die na zo’n lange reis niet meer nodig zijn, in een mum van tijd ben ik mijn helm, vuile T-shirt en regenpak kwijt. Het ultieme moment na zo’n lange reis is een gekoelde Kingsfisher bij Metropolis op het dakterras, zeker net zo belangrijk, zij het op de tweede plaats, is het uitstekend eten bij Metropolis. Vanavond is het uitzonderlijk druk bij Metropolis en wat opvalt is dat er veel Polen zijn. Vreemd, die kom je normaal niet zoveel tegen in India, waarschijnlijk heeft dit alles te maken met de toetreding van Polen tot de Europese Unie. Het is duidelijk te merken dat ze vandaag aangekomen zijn, ze worstelen namelijk behoorlijk met de hoge temperaturen. Een dame van het gezelschap wordt even later bevangen door de warmte, enige verkoeling biedt de marmeren vloer waar ze op gaat liggen.
Woensdag 20 juli
Vandaag is het de eerste dag zonder Enfields dus zijn we aangewezen op de oude vertrouwde riksja. Om het thuisfront tevreden te houden moeten wij nog enkele souvenirs kopen, vooral onze dames stellen dit zeer prijs tevens is dit voor ons een investering voor een volgende keer. Maar eerst is het tijd voor een echt Indisch ontbijt, het wordt Mc Donalds, compleet met cola, hamburger en frietjes. Later op de dag gaan wij bij Lali langs want er moeten nog enkele zaken geregeld worden, zo moeten de gebruikte onderdelen en de schade aan mijn motor verrekend worden. Ook nu blijkt weer dat Lali akelig precies is op de spullen die gehuurd worden, weer krijgt een monteur ze op zijn donder, hij was vergeten de benzine te noteren die in het begin van onze reis in de benzinetank zat. Een bijkomend probleem zijn de motorpapieren die ik tijdens mijn val ben kwijtgeraakt, dit grapje gaat 1500 roepies kosten maar hiervoor krijg ik wel een keurige rekening met alles erop en eraan. Als laatste wordt er nog een beetje moeilijk gedaan over de defecte accu die wij achter hebben gelaten, uiteindelijk worden de kosten gedeeld. Om thuis ook het echte Enfield-gevoel te hebben staat al geruime tijd een shortpipe op mijn verlanglijstje, hierdoor krijgt een Enfield pas het echte Enfieldgeluid. De prijs, 350 roepies is niet het probleem. Het ding moet als bagage mee, na wat pas- en meetwerk past de shortpipe toch in mijn rugzak. De rest van de dag hangen we wat de doorsnee toerist uit en eindigt de dag bij Metropolis op het dakterras.
Donderdag 21 juli
Het enige wat vandaag vermeldenswaardig is is dat wij op een terras in de Main Bazar de Franse familie van Keylong tegenkomen, je weet wel die familie met schoonzoon zonder dochter. Ondanks alle tegenslag waren ze toch in Leh aangekomen en hadden ze nog enkele dagen van de schitterende omgeving kunnen genieten. Als motorrijders waren wij bij hun behoorlijk in aanzien gestegen, met een jeep was de weg naar Leh haast niet te doen en voor motorrijders was het volgens hen een prestatie van formaat. Hier volgt een goede raad voor mensen die deze reis eveneens met een motor willen maken: laat je niet door de vorige zin ontmoedigen, want zoals de Fransen reageren kunnen alleen maar niet-motorrijders reageren, watjes dus. Als laatste nog een gratis advies; als je in Main Bazar iemand tegenkomt met visitekaartjes met hierop iets van Balu en www.bulletwalles.com luister dan vooral niet naar hem. Het is iemand van het arrogante soort, je weet wel van die mensen die alles beter weten, oftewel veel gelul voor veel geld.
Vrijdag 22 juli
Het is vandaag de laatste dag, altijd een vreemde dag in India. Van de ene kant ben je blij dat je weer naar huis gaat en van de andere kant ben je er zeker van dat je over enkele dagen deze heksenketel weer zult missen. Opeens valt mij het gesprek in met een Duitser die we tijdens het begin van onze vakantie bij Lali troffen, hij was voor een Duits bedrijf werkzaam bij de New Delhi Post. Laat ik vooropstellen dat jullie zijn opmerking niet al te letterlijk moeten nemen, zijn lijfspreuk was;
Als je zes weken in India bent moet je of een Indiër doodslaan of naar huis gaan. Dit laatste is vooral van toepassing als je met Indiërs moet werken en onze Duitse vriend was al 9 maanden in India, tel zelf maar uit. Voor jullie geruststelling, hij had nog niemand doodgeslagen maar het werd hoogste tijd dat hij naar huis ging. De laatste avond gaan we natuurlijk naar Metropolis, wij hebben immers de tijd tot 23:00 uur. In al die jaren hebben wij nog nooit een druppel regen in Delhi gezien, na vanavond is alles anders. Hoewel het al de hele middag dreigend uitzag hebben wij zoiets van; regen in Delhi, nee dat nooit. Dus wel, voordat wij het goed door hebben valt het met bakken uit de lucht. Na die hoge temperaturen van de laatste dagen is dit wat ons betreft een welkome afwisseling. Ergens rond 23:00 uur komt zoals afgesproken een taxi ons ophalen, hoewel taxi, het lijkt meer op een bekende van de hotelbaas. Maar geen gezeur hierover want de prijs is goed en met de auto en chauffeur is ook niets mis en naar een rekening wilden we toch al niet vragen. Tijdens het inchecken niets bijzonders, totdat iemand in mijn rugzak een vreemd voorwerp ziet, Mijn uitleg over een shortpipe voor een Enfield Bullet is niet voldoende, er zit niets anders op dan uitpakken die handel. De blikken van Wim spreken boekdelen, welke mafkees stopt in zijn rugzak een shortpipe. Als het lijdend voorwerp uit mijn rugzak tevoorschijn komt is het probleem nog niet opgelost, er moet een “deskundige” aan te pas komen. Gelukkig zijn er kenners in de buurt die dit vreemd voorwerp herkennen als een onderdeel van een Enfield Bullet, iedereen tevreden, gelukkig kan dan de boel weer ingepakt worden. Bij de laatste controle moeten zelfs onze Meindels door het röntgenapparaat, waarschijnlijk heeft dit meer met de maat van de schoenen te maken als met de inhoud. Uiteindelijk begin ik deze controles zelfs leuk te vinden, Wim moet zelfs zijn aansteker inleveren. Tja, wie neemt nou ook een aansteker mee. Levensgevaarlijk dat spul, doe mij maar een shortpipe.
Zaterdag 23 juli
Het is inmiddels middag als wij op de luchthaven van Moskou landen, hier hebben twee uur om over te stappen. Twee uur zou toch ruim voldoende moeten zijn, maar hier in Moskou zijn andere spelregels. Als we door de douane willen, hanteren ze de een of andere vreemde volgorde die alleen maar door mensen te volgen is die vloeiend Russisch spreken c.q. verstaan, dus door ons en onze reisgenoten niet. Als wij dan door de paspoortcontrole willen is daar simpelweg niemand, vragen hoe dit nu verder moet worden door niemand beatwoord. Geduld hebben is dus een schone deugd, jammer genoeg zijn de Russische vrouwen ook al geen welkome afleiding. Zij zijn meer van het soort dat te veel testosteron heeft gebruikt, je weet wel zoals ….. uit de film. Alhoewel er diverse keren wordt aangedrongen op een snelle afhandeling gebeurt er simpelweg niets, iedereen wijst naar iedereen. Als vervolgens een half uur later een tot nu toe onbekende dame komt informeren wat er aan de hand is wordt zonder blikken of blozen het hekwerk opengemaakt en kan iedereen gewoon doorlopen. Omdat het bijzonder onverstandig zou zijn geweest om vragen te stellen maakt iedereen dat hij wegkomt, op zoek naar zijn volgende vlucht. De rest van de vlucht verloopt probleemloos, eenmaal op Schiphol aangekomen rest ons alleen een treinkaartje te kopen Schiphol-Heerlen.
'